103pm CONUSWEERSTAND IN kg/cm2 NAP 1.06 N A.P MAAIVELD =s- TEELAARDE Hz E^ls dering op palen de minst aantrekkelijke, omdat deze duurder zou zijn en meer tijd zou vragen. Van de funderingsmogelijkheden op staal koos men een grondvesting onmiddel lijk op de diepe zandlaag omdat deze bepaalde technische voordelen bood en niet duur der zou worden dan de oplossing door middel van grondverbetering, waarbij een goede verdichting toch nog altijd een moeilijk of kostbaar punt zou blijven. Voor deze oplossing was dus een diepere ontgraving noodzakelijk, waarbij gekozen moest worden tussen een ontgraving in den natte en een in den droge. Zonder bijkomende problemen zou een ontgraving in den natte in verband met de kosten altijd de voorkeur genieten. Een natte ontgraving tot de volle diepte hield in dit geval echter in, dat reeds in een vroeg stadium een verbinding zou worden gemaakt tussen het water in de put en de diepe zandlaag. Deze zandlaag neeft een grote doorlatendheid en staat in rechtstreekse verbinding met het open buitenwater in het Hellegat. Doordat in het tussenliggende terrein de ondoor- latende laag onaangeroerd blijft, is daar geen vrije waterspiegel mogelijk. In berging van het opdringende getijwater kan alleen worden voorzien door elastische vervor ming van het korrelskelet van bovengenoemde zandlaag. In een dergelijk grondpakket kan het verticala getij ver doordringen. Onder de bouwput was daardoor nog een duidelijk merkbaar getij te verwachten, zodat voorzieningen zou den moeten worden getroffen om het optreden van wellen tegen te gaan. Hiertoe zou öf in een vroeg stadium een diepe bemaling moeten worden aangebracht öf een hogere waterstand in de put moeten worden gehandhaafd. Het eerste was kostbaar; het laatste vereiste een doorlopende aanvulling van het door de zandzuiger uitgezogen water door middel van pompen. Bovendien moest hierbij gebruik worden gemaakt van een zuiger met een groter ontgravingsbereik. Uiteindelijk zou de waterstand tot boven het bestaande maaiveld moeten worden opgezet. Dit maakte ten eerste een taludvoorziening aan de binnenkant van de bouwputdijk noodzakelijk; ten tweede zou de plaatsing van de bron nen voor de bemaling in den natte moeten plaatsvinden, omdat de bemaling moest kun nen beginnen voor de waterstand in de put mocht worden verlaagd. Besloten werd ten slotte de goedkopere ontgraving in den natte tot N.A.P. - 7,50 m, en de resterende meters tot N.A.P. 10 m in den droge uit te voeren. Deze maat van N.A.P. - 7,50 m is zodanig gekozen, dat het gewicht van het water in de put vermeerderd met het gewicht van de resterende 2,5 m klei groter is dan de maximaal te verwachten waterdruk onder de klei laag o.a. als gevolg van getij. Dank zij deze maatregel zal de putbodem niet kunnen 398

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1964 | | pagina 12