1 Boring en sonderingen ter plaatse van de bouwput 2 Sonderingen voor- en na het verdichten op diepte SONDEPING VOOR HET VERDICHTEN NA HET VERDICHTEN OP P.{ KERN VAN EEN VERDICHTINGSPUN" openbarsten. Tijdens de natte ontgravingen kon het peil in de put zonder extra kosten tus sen N.A.P. en N.A.P. - 0,50 m worden gehandhaafd, door bij buitenwaterstanden hoger dan de binnenwaterstand water in te laten door een tweetal in de bouwputdijk liggende buizen. Bij het droogmolen van de put moest de waterstand eveneens steeds hoger worden gehouden dan het bemalingsniveau onder de put om een naar boven gericht verhang in de putbodem, dat oorzaak zou kunnen zijn van het openbarsten van de overgebleven kleilaag, te voorkomen. Om dit verhang te controleren zijn in het middeneiland tussen de sluizen, dus midden tussen de naast de put aangebrachte bronnen, waterspannings- meters geplaatst. In de grafiek worden de gemeten waterspanningen met het bijbehorende peil in de put weergegeven. De bemaling van de put omvatte in principe alleen het onder de kleilaag gelegen zand. Door behalve de filterkop ook de daarboven gelegen zuigbuis van een bemalingsput tot aan het maaiveld toe met doorlatend stortmateriaal te omgeven, kan men ook water uit het boven de kleilaag gelegen pakket doen afstromen naar de te bemalen zandlaag. Vanzelfsprekend kan hiermee niet al het boven de klei- en veenlaag toestromende water worden afgevoerd. Tussen de bronnen zal de grondwaterstand 'op bollen' en zal het grondwater toch bij het bouwputpakket blijven uittreden. Om de stabi liteit te verzekeren zijn de taluds met een flauwe helling ontworpen en over de hoogte waarover water uittreedt, met grind afgedekt. Het water wordt opgevangen in greppels, die aan de twee lange zijden van de bouwput over de volle lengte zijn aangebracht. Ver volgens wordt het door een open bemaling aan de kopeinden van de put weggepompt. Alleen bij de ophoging voor de opritten naar de overbrugging van de sluizen is een steiler talud noodzakelijk, om in een vroeg stadium een zo groot mogelijk deel van de ophoging te kunnen aanbrengen. Vanwege het steiler talud en de te verwachten grotere wateraandrang ten gevolge van de ophoging werd een grindlaag uitsluitend over de hoogte waar water uittreedt, niet voldoende geacht om de stabiliteit van de grote ophoging te waarborgen. Teneinde de voortgang van het werk niet te vertragen werd bij de ophoging een verticale drainage naar de te bemalen diepe zandlaag aangebracht. Dat deze ophogingen zo vroeg mogelijk moesten worden uitgevoerd, hing eveneens samen met de eigenschappen van de ondergrond. Door de slappe, ondoorlatende lagen tussen N.A.P. - 10 en N.A.P. 5 m moest op flinke zettingen worden gerekend, die pas 399

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1964 | | pagina 13