D. De werken tot indijking van de Lauwerszee Ervaringen bij het maken van het werkeiland Toen eenmaal was besloten het werkeiland te maken op de smal uitlopende westelijke punt van de Ballastplaat tussen het Nieuwe Robbengat en het Oort, stond het vast dat de bouw en het in stand houden van dit werkeiland bijzondere waterloopkundige proble men zouden opleveren. Een uitvoerig waterloopkundig modelonderzoek werd dan ook noodzakelijk geacht teneinde tot de juiste vormgeving en de gewenste volgorde van uit voering van het werkeiland te komen. Het is interessant om achteraf te zien hoe het plan is gegroeid, dank zij het steeds groter wordende inzicht omtrent hetgeen mogelijk en niet mogelijk zou zijn met de in de Lauwers zee beschikbare materialen en bij de optredende stroming. De uitvoering van de Werkhoven in het Bootsgat bij Oostmahorn heeft vele ervaringen opgeleverd omtrent de verwerkbaarheid en de kwaliteit van de verschillende materialen in de Lauwerszee. Hierover werd reeds bericht in het Driemaandelijkse Bericht nr. 21. Zo was langzamerhand wel gebleken, dat het Lauwerszeezand weliswaar gemakkelijk te zuigen was, maar ook dat het vaak vrij sterk verontreinigd was en daardoor moeilijk heden opleverde op het zandstort. De wijze van verwerken van het zand moest bij deze eigenschap worden aangepast. Het normale systeem, waarbij de specie na van de zeebodem te zijn opgezogen, vermengd met veel water, in een zandbak wordt gepompt, waarvan het overgrote deel van de ver ontreiniging met het opgepompte water overboord vloeit, levert de minste moeilijkheden op. Het zand dat ten tweede male door een bakkenzuiger uit de bakken wordt gezogen en vervolgens naar het werk geperst, zet zich op het zandstort gemakkelijk neer uit het afstromende perswater. In zo'n geval vertoont het zandstort een gunstige helling, bijvoor beeld van 1 50 a 1 70. Het aldus opgebrachte zand verkrijgt redelijk snel een voldoende stevigheid. Wordt daarentegen verontreinigd zand van de bodem opgezogen - eventueel m,et gebruikmaking van een snijkop die het zand ter plaatse loswerkt - en via een flexibele leiding rechtstreeks in het werk geperst, dan zal het stort een heel flauwe helling krijgen, bijvoorbeeld van 1 100 a 1 200, omdat het afvloeiende perswater vele materiaaldeeltjes over grote afstanden meesleurt, alvorens deze af te zetten. Het opgebrachte materiaal heeft dan vaak lange tijd nodig om zodanig te consolideren dat er overheen kan worden gereden. Niettemin kan het voor de uitvoering in bepaalde omstandigheden gewenst zijn het zand rechtstreeks in het werk te persen, omdat dit goedkoper is, sneller werkt of zelfs de enige oplossing blijkt te zijn. 424

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1964 | | pagina 38