Overzichtskaartje van de verschillende gebieden waarvoor aanpassingswerken zijn opgesteld SCHORGROND PLAATGROND OlEPTE -MV DIEPE ONDIEPE I I ZAVEL OF KLEI f.;.l ZAND Schematisch profiel van schor- en plaatgronden kavels te komen, tot verkleining van de open waterberging, die bij de natuurlijke lozing van belang is. Alleen wanneer ter plaatse van de sluis het verschil tussen de gewenste binnenwaterstand en laagwater voldoende groot is, is natuurlijke lozing verantwoord. Vaak heeft men naast de sluis echter een gemaal met volledige capaciteit, zodat men al naar de omstandigheden kan malen of spuien; de exploitatiekosten blijven op die manier zo laag mogelijk. Niet alleen de zwaardere eisen, die aan beheersing van de polder waterstand worden gesteld dringen de natuurlijke lozing in het Deltagebied terug; ook het wegvallen van de ebstanden als gevolg van de afsluiting van de zeegaten noodzaakt tot omschakeling op bemaling. Het probleem van de plaatgronden In het voorgaande was alleen sprake van het voorkómen van wateroverlast. De curve, die het verband weergeeft tussen gewasopbrengst en grondwaterstand vertoont echter op twee plaatsen een neerwaartse knik: bij te hoge, maar tevens bij te lage grondwaterstan den. Het verloop van deze curve wordt echter bepaald door het bodemprofiel en door het gewas. Zo geeft een aantal goed vochthoudende profielen, zoals schorgronden, geen reactie te zien op verlaging van de grondwaterstand. Wel is dit het geval indien een betrekkelijk dunne bovengrond van klei of zavel rust op zand. Treffen we het zand aan op een diepte van minder dan 80 cm, dan wordt in het zuidwesten gesproken van een plaat- grond. Al naar de dikte van het kleidek onderscheidt men diepe en ondiepe plaatgronden. Daalt de grondwaterstand zo diep beneden de kleilaag, dat ook via capillaire opstijging de kleilaag niet meer uit het grondwater kan worden gevoed, dan is het gewas uitsluitend aangewezen op de voorraad vocht in de kleilaag, aangezien de wortels het grensvlak tussen klei en zand niet kunnen overschrijden. Naarmate het kleidek dunner is, zijn de plaatgronden dus gevoeliger voor droogte. In de provincie Zeeland worden aangetroffen rond 23 500 ha plaatgronden, dit is bijna 17% van de totale oppervlakte cultuurgrond. Deze gronden lijden aan zware oogstdepressies, vooral in droge jaren. Uit een door de Commissie Waterbeheersing en Ontzilting ingesteld onderzoek is ge bleken dat de meest doelmatige verbetering te verwachten valt van een verdieping van 392

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1964 | | pagina 6