1 Bij de snoeipaal wordt het hout gereedgemaakt
voor verscheping
2 Een intensieve begreppeling van de rietgorzen
is van groot belang. Achter een gordel van
riet liggen de grienden. Biezen nemen bezit
van het kale slik en weten al spoedig kleine
verhevenheden in het oppervlak aan te brengen
2
durende een reeks van jaren afzet zullen vinden, zal niemand meer bereid zijn grienden
te stichten, afgezien nog van de schaarste aan griendwerkers en griendhakkers, vooral in
het zuidwesten van het land. Tot dusverre heeft de griendteler geen machines tot zijn
beschikking gehad om het handwerk bij onderhoud en oogst van hakgrienden over te
nemen; ook deze omstandigheid maakt het griendbedrijf bijzonder kwetsbaar. Dit heeft
de teler al menigmaal ervaren, en reeds tientallen jaren zijn dan ook vrijwel geen grienden
meer aangelegd. De met griendhout beteelde oppervlakte is voortdurend afgenomen.
Het is zeker niet waar, dat griendhout primair om de voortbrenging van rijshout zou
worden geteeld. Het is de griendteler steeds om het zwaardere hout te doen geweest. Elke
maatregel was erop gericht de opbrengst hiervan te verhogen. Reeds bij de aanleg viel de
keuze op wilgensoorten, die vóór alles lang en stevig hout opleverden. Dunning van het
gewas na het eerste jaar had ten doel de overgebleven scheuten in de daaropvolgende
jaren nog beter te laten aandikken. De behoefte aan rechte en gladde stokken voor de
vervaardiging van hoepels in allerlei maten tot een lengte van 16 voet of 4,60 m was
namelijk zeer groot. Heel mooi en zwaar 8- en 10-voets hout ging geschild als stoelenhout
naar Noordwolde, waar de bekende terrasstoelen werden gemaakt, en veel werd uit
gevoerd naar België. Wat als bonenstaak zijn weg naar de tuinders vond, was veelal de
minder gave stok. Kaarsrecht hout, mits dik genoeg, diende voor de vervaardiging van
schop- en harkstelen. Voldeed het zware hout niet aan de eisen, dan werd het verwerkt
tot heinstokken en slieten of laagstokken. Ze deden dienst in het pakwerk van slieten, dat
algemeen toepassing vond in de loswallen van de Biesbosch. Wat als heiningpalen of
slieten geen afzet kon vinden, moest, evenals de dode struiken, als brandhout aan de man
453