Invloed van de helling van het stortebedeinde op de ontgronding
frequentie van een defecte schuif moet combineren met de frequentie van de toestand
waarbij de schuiven geopend moeten worden om ijs af te voeren.
Behalve door de afvoer van de bovenrivieren wordt de maximale afvoer door de sluis
bepaald door de vorm van de getijkromme op zee. Bij een snelle zeestandverlaging zal
de sluisafvoer belangrijk toenemen. Welk verval in de toekomst kan worden verwacht na
een periode van door storm gestremde lozing en een snelle val van het buitenwater is uit
modelonderzoek afgeleid. Rekening houdend met de ongelijke debietverdeling over de
sluisopeningen heeft men het ontwerp-debiet bepaald op een afvoer van 25 000 m3/s bij
een waterstand op zee van N.A.P. - 0,60 m.
Voor de rivierzijde is op overeenkomstige wijze het ontwerpdebiet bepaald op 24 000 m3/s
bij een waterstand op het Haringvliet van N.A.P. 0,40 m. Dit debiet kan voorkomen
indien bij ijsgang de schuiven moeten worden geopend en wanneer bij een springtij de
vloed buitengewoon snel opkomt.
Het lag aanvankelijk in de bedoeling het gehele stortebed van een constructie te voorzien
waarvan de bovenlaag uit stortsteen bestond. In het model op schaal 1 30 bleek echter
dat zelfs steen met een gewicht tussen 300 en 800 kg direct achter de sluis door de zuig
krachten in de wervelstraat nog werd verplaatst. Het toepassen van nog zwaardere stort
steen levert praktische bezwaren op, zodat het eerste deel van het stortebed op andere
wijze moet worden verdedigd. Een mogelijke oplossing leek, de stortsteen vast te leggen
met een asfaltpenetratie. Om na te gaan op welke afstand van de sluis aan de zeezijde
de stortsteen van 300 tot 800 kg wel bleef liggen, werden de steentjes over een steeds
grotere afstand vastgelegd met steengaas om zo de grens van aantasting te bepalen. Het
steengaas moest hierbij het ruwe met asfalt gepenetreerde oppervlak nabootsen. Uit een
kostenberekening bleek echter dat het goedkoper was in plaats van gepenetreerde stort
steen een op palen gefundeerde betonplaat te kiezen als bodemverdediging. De proeven
zijn daarom herhaald, waarbij nu over een steeds grotere afstand de steentjes werden
vervangen door een plaat hardboard om zo de invloed te bepalen van de gladheid van
het betonoppervlak. Bij de laatste proef bleef de steensortering 300-800 kg liggen
op ca. 36 m uit de sluis terwijl deze afstand in het eerste geval ca. 27 m bedroeg.
De grotere ruwheid van het voorliggende stuk heeft duidelijk nog een dempende invloed
op de wervels. Ook voor een lichtere steensortering is de afstand waarop geen evenwichts
verlies meer optreedt vastgesteld. Door interpolatie van de proefresultaten is bepaald dat
aan de zeezijde de steensortering 60—300 kg, waarvan het laatste deel van het stortebed
wordt voorzien, stabiel zal zijn tot op ca. 75 m uit de sluis.
462