Modelonderzoek voor de stortebedden van de uitwateringssluis in het Haringvliet Al jaren wordt er modelonderzoek verricht voor de vormgeving en constructie van de stortebedden bij de uitwateringssluis in het Haringvliet. Pas gedurende de laatste drie jaar zijn hierbij, dankzij verbeterde modeltechniek en het door het onderzoek verkregen inzicht, belangrijke vorderingen gemaakt. In nummer 24 van deze Berichten is over het modelonderzoek reeds een en ander medegedeeld. In dit artikel zal op de resultaten van het onderzoek nader worden ingegaan. De vormgeving van de stortebedden Voor de studie van de vormgeving van de stortebedden gebruikte men in het Waterloop kundig Laboratorium te Delft een onvertrokken tweedimensionaal model, waarin een sluismoot ter breedte van een hele met ter weerszijden daarvan een halve sluisopening is weergegeven op schaal 1 36 en een onvertrokken driedimensionaal model in de Noordoostpolder waarin ongeveer een derde deel van de gehele sluis in een verhouding van 1 30 is gebouwd. In beide modellen werden aanvankelijk bakelietkorrels als bodemmateriaal gebruikt. Bij gebruik van dit materiaal echter wijkt de verhouding tussen de bezinksnelheid van het bodemmateriaal en de stroomsnelhed van het water belangrijk af van hetgeen in de natuur gevonden wordt. Als gevolg hiervan wordt de grens van het transporterend vermogen in het model eerder bereikt dan in de werkelijkheid. Met andere woorden: in het model zal de ontgronding in een veel vroeger stadium tot stilstand komen dan in de natuur. In het tweedimensionale model in Delft is het bakeliet daarom vervangen door plastic korrels, waarbij dit bezwaar niet optreedt. In de Noordoostpolder is men hiertoe uit prak tische overwegingen niet overgegaan. Voor het onderzoek is een groot aantal proeven uitgevoerd waarvan er hier slechts enkele worden genoemd. Een belangrijk punt van onderzoek vormde de vraag op welke diepte het stortebed moest worden aangelegd. Viel de beslissing op een stortebed waarbij tot grote diepte moest worden ontgraven, dan zouden hiervoor speciale werktuigen moeten worden gebouwd. Al spoedig bleek dat van de drie hoofdvormen het horizontale type op een diepte van N.A.P. - 13,5 m de voorkeur verdiende. De ontgronding is bij dit type weliswaar zeer groot, maar de door de ontgronding bereikte diepte is in vergelijking met de andere vormen het geringst. De helling van de ontgrondingskuil die ontstaat direct achter de verdediging is bij dit 458

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1964 | | pagina 16