1
De rietteler en de biezenteler staan voor hetzelfde probleem. Terwijl het dagelijks weer
kerende water het riet alleenheerser op het gors heeft gemaakt, zullen als gevolg van
het wijken van het water tal van onkruiden opslaan en het riet verdringen. De gordel van
riet voor de oever zal zich naar een lager gelegen strook moeten verplaatsen om mede
dinging van deze andere planten te ontgaan. De oogst van riet en biezen zal dan geen
getijwerk meer zijn. Beide gewassen zullen immers in het water gesneden dienen te
worden. Niet langer zal de werktuigkundige zijn kunnen op de weke bodem van rietgors
en biesplaat behoeven te tonen. Het gewas moet nu gemaaid, gebundeld en vervoerd
worden in somtijds heel ondiep water, waardoor totaal andere moeilijkheden ontstaan.
De Roemenen met hun 260 000 ha riet in de Donaudelta hebben de weg uit deze pro
blemen reeds gewezen. Een vlot, dat door middel van een in de lucht draaiende schroef
wordt voortgestuwd, is onder dergelijke omstandigheden de aangewezen inrichting.
Biezen zullen, in tegenstelling tot rijshout en riet, niet veel voor de Deltawerken worden
gebruikt. Toch zou ook dit gewas, dat buiten de dijken geteeld wordt, in het betreffende
gebied een rol kunnen vervullen. Het is bijvoorbeeld lang niet ondenkbaar, dat de water
bouwkundige nog eens van biezen gebruik zal maken om de grond op natuurlijke wijze
vast te leggen op die plaatsen, waar het water voor de groei van riet juist te diep is. De
stevige bekleding van de bodem, die het netwerk van wortelstokken van de biezen kan
vormen, is de Nederlandse baggeraars maar al te goed bekend! Wat de biezenteler
echter vooral belang inboezemt, is het antwoord op de vraag, of hij na sluiting van het
Haringvliet zijn biezen voorgoed moet pakken of niet. Tot dusverre is zijn biesplaat elk
of bijna elk getij onaer water gegaan. Deze omstandigheid begunstigt het ontvangen van
vruchtbaar slib, gaat ontaarding van het biesgors door het optreden van onkruiden tegen
448