Metingen en peilingen in het Noordelijk sluitgat van de Grevelingendam
Evenals bij de eerder afgesloten zeegaten worden er in het Noordelijk sluitgat van de
Grevelingendam metingen verricht door de Waterloopkundige afdeling van de Delta
dienst. Tot nu toe maakte men voor de sluitingen gebruik van caissons. Daarbij kon de
meetdienst niet altijd ongestoord werken. Bij een kabelbaansluiting wordt het meten nog
meer gehinderd. Het uitvoerende werk gaaf ononderbroken door, en er mogen uit veilig
heidsoverwegingen geen mensen in boten onder de kabels werken. Daarom wordt een
aantal metingen op andere wijze verricht dan tot dusverre gebruikelijk. Uitgevoerd moe
ten worden peilingen, stroommetingen en peilschaalwaarnemingen.
Peilingen
Regelmatig moeten peilingen worden verricht ter weerszijden van de te storten dam, met
het doel, eventuele ontgrondingen tijdig te kunnen signaleren. Deze 'bewakingspeilingen'
vinden plaats in een gebied dat zich tot 400 meter ter weerszijden van de as van de
drempel uitstrekt en een oppervlakte van ruim een vierkante kilometer beslaat, terwijl
de totale lengte van de gepeilde raaien ongeveer 55 km bedraagt.
Vanaf het moment dat de kabelbaan in bedrijf kwam zijn deze peilingen uit veiligheids
overwegingen binnen een strook van 80 meter 40 meter ter weerszijden van de
drempelas weggelaten. Peilingen als boven bedoeld werden reeds vanaf maart 1962
maandelijks uitgevoerd. Sinds medio juli 1964 is de frequentie ervan opgevoerd tot
eenmaal per week, en zonodig zal ze nog verder worden verhoogd.
Tussen half juli en eind september 1964 zijn er geen noemenswaardige diepteveran
deringen geconstateerd.
Behalve 'bewakingspeilingen' vinden er peilingen plaats ten behoeve van het werk in
uitvoering in de eerder genoemde strook van 80 meter.
In de eerste plaats worden er langspeilingen gedaan evenwijdig aan de asdrempel sinds
medio augustus. Aanvankelijk deed men deze peilingen in een raai onder de westelijke
kabel. Ten gevolge van de wijze waarop het gestort wordt komt het grind echter drie
meter beoosten de westelijke kabel terecht. De eveneens als stortmateriaal gebruikte
zandzakken komen loodrecht onder de kabel neer. In verband met de ligging is men al
spoedig in een tweede raai gaan meten, midden tussen de beide kabels in. Sinds men
voor het storten ook gebruik maakt van de oostelijke kabel, moest het aantal raaien
worden uitgebreid tot drie.
511