De langsraaien worden momenteel twee maal per week gepeild, op een moment omstreeks de kenteringen, wanneer er geen gondels in de buurt van de vlet komen. Aanvankelijk werd zowel van de hoog- als van de laagwaterkentering gebruik gemaakt; nu echter is de opbouw van de dam zover gevorderd, dat alleen nog bij de hoog waterkentering gepeild kan worden. Van elke raai worden op de peilkaarten steeds de drie laatste peilingen ingetekend, benevens de allereerste. Zo kunnen steeds de laatste vorderingen en die ten opzichte van het begin in één oogopslag worden overzien. Om een overzicht te krijgen van de vorm van de opgeworpen dam moeten er ook dwars profielen worden genomen. Met behulp van een peilvlet zou dit onmogelijk zijn, nog afgezien van het gevaar dat zulk werk meebrengt. Er is namelijk voor het peilen met een vlet een minimum vaarsnelheid nodig om in de raai te blijven. Deze vaarsnelheid is nog zo groot, dat het profiel van een dam op het echolood zou worden weergegeven als een scherpe piek, die alleen iets zegt over de hoogte maar geen inlichtingen ver strekt over de taludhellingen. Ongeveer 50 m buiten de as van de dam ligt een verplaatsbare ponton verankerd. Aan deze ponton wordt een peilvlet afgemeerd waarop een elektrische lier. Deze lier viert met een geringe constante snelheid - 10 m per minuut - een vlot af dat door de stroom wordt meegevoerd en trekt het ook weer terug. Op dit vlot bevindt zich een oscillator, de zender en ontvanger van het echolood. De registratie-apparatuur staat aan boord van de vlet. Het dwarsprofiel van de dam wordt nu opgemeten door het afvieren en inhalen van het vlot, met de oscillator in werking. Op de wal is een aantal raaien uitgezet, evenwijdig aan de kabelbaan. Achter deze raaien staat een waarnemer, die wanneer het peiIvlot een raai passeert, dat door middel van een draadloze ver binding meldt aan de peilvlet. Hier wordt dan op de echoloodregistratie de ligging van de raai aangegeven. Op deze wijze wordt het profiel in de vaarrichting vastgelegd, alsook de ligging en de richting van het profiel. Bij deze werkwijze komt er dus alleen materieel doch geen personeel onder de in bedrijf zijnde kabelbaan. De lengteprofielen geven samen met de dwarsprofielen een goed overzicht van de opbouw van de dam. Binnen 24 uur na de opneming worden de profieltekeningen ter beschikking van de uitvoerende dienst gesteld. Stroomsnelheidsmetingen Naarmate de hoogte van de dam in de Grevelingen toeneemt zullen aanvankelijk ook de stroomsnelheden groter worden. Het is van belang te weten hoe ver deze snelheden zullen oplopen, omdat ze bepalend zijn voor de stroomaanval op het gestorte materiaal en op de bodembescherming achter de dam. De stenen dam heeft een smalle kruin. Hier door ontstaan onregelmatige stromingen, waardoor het moeilijk wordt de meerboot bo ven die kruin te houden. De snelheidsmetingen vinden plaats gedurende de weekeinden, wanneer de kabelbaan niet in bedrijf is. Zowel in de Bocht van St. Jacob als in de Kammer wordt de snelheid ge meten met 4 a 5 boten telkens gedurende 13 uur. Daar het lengteprofiel van de dam nogal onregelmatig is, is het moeilijk representatieve meetplaatsen te vinden. De laatste meting voordat de sluiting begon had plaats op 9 juni 1964. Tijdens de sluiting hebben metingen plaatsgevonden op 4 en 5 september, op 26 september en op 2 en 3 oktober. In de Krammer zijn de maximum vloedsnelheden toegenomen met ongeveer 10%, en de maximum ebsnelheden met ongeveer 25%. In de bocht van St. Jacob zijn deze cijfers respectievelijk 20% en 40%. 513

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1964 | | pagina 15