Verandering in de getijden en stroomsnelheden gedurende de opbouw van de drempel in de Grevelingen In het vorige nummer is een overzicht gegeven van de metingen die in het noordelijk sluitgat van de Grevelingendam ten behoeve van de afsluiting werden verricht. Er werden enkele resultaten gepubliceerd betreffende getijden en snelheden. De laatste toen vermelde gegevens dateerden van 2 en 3 oktober 1964. Nadien is de sluiting met kracht voortgezet en bijgevolg zijn de verticale getijden ter weerszijden van het damtracé en de stroomsnelheden in de voortdurend kleiner wordende openingen aan veranderingen onderhevig geweest. Eind december was de afsluiting zover voltooid, dat de getijden aan weerskanten hun voorlopige eindvorm hadden gekregen. Daar de geulen ter weerszijden van de dam zich in de toekomst verder aan de nieuwe hydraulische situatie zullen aanpassen, zal wellicht ook de verticale getijbeweging ter plaatse nog enige ver dere veranderingen ondergaan. In de volgende nummers zullen meer gedetailleerde mededelingen worden gedaan over de waterloopkundige aspecten van de afsluiting van de Grevelingen. In dit nummer worden de geïnteresseerde lezer echter reeds enkele grafieken getoond, waaruit blijkt welke gevolgen de afsluiting van de Grevelingen op de getijbeweging heeft gehad. Ter inleiding zij nog het volgende opgemerkt. In verband met de geleidelijke opbouw van de dam is het logisch, dat het getij en de snelheden aanvankelijk het sterkst veranderden omstreeks het tijdstip van laagwater. Bij de verdere opbouw van de dam, waarbij de drempel in de Krammer, de zuidelijke geul in het traject van afsluiting, steeds hoger lag dan die in de Bocht van St. Jacob, namen ook de snelheden vóór en na HW steeds meer toe. Hierbij waren dan de maximale vloed- de snelheden - ongeveer 3A uur voor HW - altijd lager dan de maximale ebsnelheden - ongeveer 3A uur voor LW. Tenslotte, toen de dam hoger werd dan LW, kwamen alleen nog grote snelheden voor omstreeks HW. Dit verloop stemde overeen met de verwachtingen, gebaseerd op berekeningen en model metingen. De maximale ebsnelheden, die gedurende de beginfase van de sluiting bij LW optraden, waren echter hoger dan was voorzien. Ter verklaring van dit verschijnsel wordt een nader onderzoek ingesteld. Opgemerkt moet nog worden, dat afgezien van de hogere drempel in de Krammer, de ebsnelheden daar steeds ongeveer 20% kleiner waren dan die in de Bocht van St. Jacob. De verschillen bij vloed waren geringer. Zoals in het vorige nummer reeds vermeld, verliep de kruinhoogte gedurende de op bouw van de drempel vrij onregelmatig, wat een onregelmatig snelheidsverloop langs de drempel ten gevolge had. De grootste snelheden kwamen voor op de diepste plaatsen en daar zijn dan ook de meeste snelheidsmetingen uitgevoerd. 14

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1965 | | pagina 16