De Haringvlietsluizen bij ijstoestand Na voltooiing van de eerste fase van het Deltaplan, door afsluiting van het Volkerak en het Haringvliet, zullen voorzieningen moeten worden getroffen voor de afvoer van het ijs dat bij vorst op de benedenrivieren wordt gevormd of door het water van de boven- rivieren wordt aangevoerd. De noodzaak van die voorzieningen is voornamelijk een gevolg van het feit dat het Volkerak zijn functie van afvoerweg voor het drijfijs verliest. Er is dan ook bij het bepalen van de afmetingen van de uitwateringssluizen in het Haringvliet van uitgegaan dat er drijfijs moet worden afgevoerd. In nummer 26 van het Driemaande lijks Bericht (november 1963) worden drie mogelijkheden voor de afvoer van drijfijs door de Haringvlietsluizen genoemd. Twee kwamen er op neer dat regelmatig ijs werd afge voerd, terwijl de derde bestond in het dichtlaten van alle sluizen tot aan het einde van de vorstperiode; pas dan zou men, bij toenemende waterafvoer van de bovenrivieren, het ijs van de afgelopen winter doorlaten. Hoe het ook zij in alle drie de gevallen zullen de sluizen onder alle omstandigheden geopend en gesloten moeten kunnen worden. Het is namelijk alleen mogelijk de schuiven gedurende de gehele vorstperiode gesloten te houden, wanneer daarbij de opperwaterafvoer van de bovenrivieren steeds zo laag is, dat de Rotterdamse Waterweg die kan verwerken. Dit is nu wel dikwijls, doch zeker niet altijd het geval, zoals uit een recente studie is gebleken. Het is bijvoorbeeld denkbaar dat in het gebied van de Boven-Rijn de dooi al intreedt en de waterafvoer dientengevolge toeneemt, terwijl het in onze streken nog vriest. De sluizen zullen dan nog tijdens de ijsperiode geopend moeten worden om de afvoer van de bovenrivier door te laten. IJsvorming kan de beweegbaarheid van de schuiven der spuisluizen sterk belemmeren. De voorzieningen die men hiertegen denkt te treffen worden in het navolgende behandeld. Daartoe eerst iets over de constructie van de sluis. De uitwateringssluis heeft 17 openingen, elk met een breedte van 56,50 m, die afgesloten kunnen worden met twee zogenaamde segmentschuiven, respectievelijk aan de zee- en aan de rivierzijde. De zeeschuiven hebben vooral een golfbrekende functie, terwijl de rivierschuiven ontworpen zijn als de eigenlijke waterkering. De schuiven zijn dubbel wandig. Zijn de rivierschuiven gesloten, dan vormt hun beplating aan de zeezijde de waterkerende wand, omdat de ruimte tussen beide wanden door openingen onderin de schuif in open verbinding staat met het water van het Haringvliet. In de hoogterichting wordt de schuif door vijf hoofdliggers, die de eigenlijke steuncon- structie vormen, in zes delen onderverdeeld. Deze delen staan door middel van openingen 33

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1965 | | pagina 35