in de hoofdliggers in open verbinding met elkaar. De openingen dienen om het water te doen in- of uitstromen bij het laten zakken en heffen van de schuiven. In de lengterichting zijn de schuiven verdeeld in drie middenstukken en twee eindstukken. Verder is elke schuif ter plaatse van de vier armen waarmee hij aan de nabla-ligger is bevestigd over een lengte van ongeveer 4 meter door schotten waterdicht gemaakt. De aldus gevormde ruimten staan dus niet, zoals de rest van de schuif, in open verbinding met het Haring vliet. Door oppompen van de rubberbanden tenslotte die aan de schuif zijn bevestigd, wordt een goede afdichting tussen de zijkant van de schuif en de pijler verkregen. Veronderstellen we nu, dat de opperwaterafvoer een vrij constante lage waarde heeft, dat de rivierschuiven gedurende het gehele getij gesloten zijn, en dat we een vorstperiode ingaan. Aan de rivierzijde is de waterstand dan nagenoeg onveranderlijk, terwijl aan de zeezijde de normale getijbeweging heerst. Het water in de schuif zal nu, evenals dat van het Haringvliet, aan de oppervlakte gaan bevriezen ten gevolge van warmteverlies door straling en overdracht aan de lucht. Onder daarvoor gunstige omstandigheden geringe waterstandsvariaties op het Haringvliet en strenge vorst zal zich aldus in de schuif een £2LOl 34

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1965 | | pagina 36