een taludlengte van 16 meter. Aan de teen en op de kruin van het beloop wordt de
machine met wielstellen opgelegd op een railbaan.
Hij bestaat uit een door vakwerk gedragen dubbelwandige koker, waarin over de volle
lengte een transportschroef is gemonteerd. De koker vertoont in de naar het beloop toe
gekeerde zijde een spleetvormige opening, waarachter een afrijmes is bevestigd, ter
verkrijging van het juiste profiel. Bovenaan de machine is een eveneens dubbelwandige
ontvangbak gemonteerd, waarin met zijkippers de specie wordt gestort. Hierin zijn, in
de lengterichting van de bak, twee open transportschroeven en loodrecht daarop één
gesloten transportschroef aangebracht.
Aan de achterzijde van het vakwerk is een kokervormige trilbak bevestigd.
Op de machine staat een verwarmingsinstallatie, waarmee alle machinedelen die tijdens
de verwerking met het asfalt in aanraking komen, zodanig door de tussen de dubbele
wanden stromende hete lucht worden verwarmd, dat afkoeling van het materiaal wordt
voorkomen; mocht het materiaal al te veel zijn afgekoeld, dan kan het zelfs opnieuw
worden warm gemaakt.
Het geheel is aan de voor- en achterzijde voorzien van een scherm, waardoor een stof
vrije werkruimte is verkregen en afkoeling van het asfalt ten gevolge van de wind wordt
tegengegaan. De aandrijving van de transportschroeven en de voortbeweging van de
machine geschiedt met behulp van elektromotoren, aangesloten op een mobiel aggregaat,
's Winters kan het gehele apparaat met een plastic tent worden overspannen.
Voor de aanvoer van specie worden de kippers voorzien van een gesloten dubbelwandige
bak. Deze verwerkingsmethode is gebaseerd op het principe, dat de beste kwaliteit asfalt
wordt verkregen bij de hoogst toelaatbare temperatuur. Daar bitumen bij ongeveer 200° C
oxydeert wordt gestreefd naar een verwerkingstemperatuur van circa 150° C.
Het beloop waarop de bekleding werd aangebracht, heeft een hellingshoek van 1 4.
Aan de teen, gelegen op H.W. N.A.P. 1,25 m), wordt de bekleding gesteund door
een teenconstructie, bestaande uit een 2 meter lange grenen damwand en een twee meter
brede steunberm van stortsteen. Aan de kruin, gelegen op N.A.P. 5,00 meter, loopt de
glooiing nog over een lengte van 1 meter door in een berm, en wordt daar opgesloten
door een 1 meter lange azobé damwand. De dikte van de bekleding van het gedeelte, dat
boven N.A.P. 3,00 m is gelegen, bedraagt 20 cm; vanaf dit punt naar de teen neemt de
dikte geleidelijk toe, en wei van 20 tot 50 cm. Alleen op het beloop werd het asfaltbeton
40