lucht een uiterst gering percentage radioactieve koolstof C 14 bevat. Deze radioactieve koolstof wordt door de planten opgenomen en vastgelegd. De hoeveelheid C 14 vermin dert in de loop van de eeuwen in een bekend tempo. Door de hoeveelheid radioactieve koolstof in een veen te meten en deze te vergelijken met de hoeveelheid die in levende planten voorkomt, kan men de ouderdom van het veen berekenen. Uit studies van de Geologische Stichting is gebleken, dat de zeespiegelrijzing na de laatste ijstijd aanvankelijk zeer sterk was, namelijk in de omgeving van 75 cm per eeuw. In latere perioden nam de stijging geleidelijk af. Ongeveer 4000 jaar geleden bedroeg zij nog ongeveer 15 cm per eeuw. Over de laatste 2000 jaar zijn geen gegevens beschikbaar, omdat geen betrouwbare veenmonsters voorhanden zijn. Extrapoleert men echter de gevonden curven tot in de huidige tijd, dan resulteert een gemiddelde zeespiegelrijzing van 10 cm per eeuw. Over de toekomstige stijging valt geen voorspelling te doen, omdat de zeespiegelveranderingen nauw samenhangen met de klimaatsomstandigheden op aarde. Zouden deze gelijk blijven dan zal de zeespiegelrijzing zich in afnemende mate voortzetten. Opgemerkt wordt, dat de genoemde bedragen van de zeespiegelrijzing gelden ten op zichte van de pleistocene zandvlakte. Uit het voorgaande volgt, dat de N.A.P.-daling, dat is het toenemend hoogteverschil tussen N.A.P.-stenen en de gemiddelde zeestand, ten dele moet worden toegeschreven aan rijzing van de zeespiegel en ten dele aan inklinking van de bodem bij het N.A.P.- merk. Voor het ontwerpen van zeedijken heeft de Deltacommissie aanbevolen voor de N.A.P.-daling 20 cm per eeuw in rekening te brengen. 64

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1965 | | pagina 10