snelheden of stroomkenteringen problemen veroorzaken bij het ophalen en tewaterlaten van schepen. Een reparatie-dwarshelling bestaat uit een hellend plateau met een serie rails en bij behorende hellingwagens, waarmee een schip evenwijdig aan de waterlijn uit het water wordt gehaald. Al naar gelang de lengte van het te repareren schip viert men een rij hellingwagens totdat ze alle op de gewenste diepte onder water staan en het schip er bij hoogwater boven kan komen. Zakt het water, dan komt het schip op de wagens te rusten en met synchroon werkende lieren wordt het geheel omhooggetrokken. Nagenoeg op dezelfde wijze als bij een reparatie-langshelling wordt het schip onderstopt en opgewigd, zodat de wagens weer beschikbaar komen voor een volgend schip. Bij grotere dwarshellingen kunnen wel drie schepen naast elkaar worden gezet de bovenste twee op onderstop pingen, het onderste op de wagens. Indien mogelijk worden schepen met in hoofdzaak kiel-, roer- en schroefreparaties het eerst opgehaald en vaartuigen met mankementen op grotere hoogte later. Bij de reparatie-dwarshellingen past men over het algemeen een groter afschot toe dan bij de langshellingen, namelijk van 1 12 tot 1 7. Een gebogen hellingbaan komt bij reparatie-dwarshellingen vrij veel voor, omdat die bij een dwarshelling geen extra voor zieningen noodzakelijk maakt, terwijl men er alle voordelen van geniet; op deze wijze wordt vlugger diep water bereikt en het boven water gelegen hellinggedeelte biedt meer ruimte. Dwarshellingen vragen meer oeverlengte maar minder diepte dan langshellingen; de rails behoeven niet verder het water in te gaan dan het punt waar bij de langshelling de hoogste hellingwagen komt. Verlaging van de maatgevende H.W.-stand kan ook hier weer een verlenging van de helling en aanpassing van de lieren vereisen; verhoging van de maatgevende L.W.-stand zou kunnen betekenen dat niet meer twee ot drie schepen naast elkaar op de dwarshelling kunnen worden behandeld, waardoor een landwaartse verlenging van de helling gewenst wordt. Een kleiner tijverschil tenslotte maakt het hellingen tot een gevoeliger operatie, doordat minder speling in de vaardiepte boven de hellingwagens voorkomt. Veranderingen in de minimale stroomsnelheden of stroomkenteringen zijn op deze werven niet van grote invloed. In het Deltagebied wordt nog een andere werkwijze toegepast die het mogelijk maakt in tijhaventjes en andere niet stromende tijwateren onderhouds- en kleine reparatiewerk zaamheden te verrichten aan kleinere schepen. Het schip wordt tijdens hoog water boven een zate, al dan niet voorzien van een zogenaamde bankstelling gevaren, waarop het bij laagwater droogvalt. Het is duidelijk dat de bruikbaarheid van dit type voorzieningen zeer sterk achteruit gaat bij veranderingen in de waterstanden. Een algemeen vraagstuk dat zich bij alle categorieën scheepswerven voordoet, betreft de invloed van de veranderingen van de waterstanden op de bereikbaarheid over water in het algemeen, en meer in het bijzonder op de bevaarbaarheid van het water langs de oevers. Een aantal kleinere werven ligt aan getijwatertjes of getijhaventjes die binnen kort alleen nog door kleinere schepen of zelfs in het geheel niet meer kunnen worden be varen tenzij er voorzieningen worden getroffen. Dit geldt trouwens ook voor vele andere bedrijven en bedrijfjes in het Deltagebied. Voorzieningen in dezen kunnen bestaan uit een verdieping van de betreffende wateren en havens met bijbehorende oeverwerken, maar kunnen ook neerkomen op verplaatsing van een bedrijf, omschakeling op andere middelen voor aan- en afvoer van produkten, enzovoort. Ook in dit opzicht zal elk bedrijf op zijn eigen moeilijkheden en mogelijkheden moeten worden onderzocht. 75

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1965 | | pagina 21