r-\ 1 I Md sr hl BEELD VERLOOP (J WAARDEN LANGS DE DAM /X .'-X -Np. 1.0 17-10-64 /3. P--10 5 17-10-64 -\ 17 4/ 5-9-64 2 UUR NA HW BC 30 7 CHT VA 0 6 ST-JAC 0 5 OB 0 4 30 300 ■SOOM 14 KRAM 00 13 MER 00 12 00 11 oo looo 900 e MATISATIE VAK GR DREMPE ENZEN L 17-10- 964 555 55 PLAATSE T 1 VAN METI 1 JG i n irr iff Ml ODEN YLOON ff i ffi ffn 'A ffm 1 V/SA PROFIEL 3ELEN MET L/VV^ TE VERWA ROMING Al deze uitgebreide metingen in de maanden september en oktober zijn te beschouwen als de grondslag waarop het schema van de verdere metingen en studies is opgebouwd. In de maand november was het niet meer mogelijk zich met een meetboot boven de dam te begeven. De boten werden nu voortaan op ongeveer 40 m bovenstrooms van de drem pel verankerd, terwijl met behulp van een lier een meetvlot met de stroom mee werd afge- vierd om daarna weer ingehaald te worden. Onderaan dit vlot was een Ottmolen beves tigd. Met behulp van dit toestel, dat op een vastgestelde diepte hing, kon via een elek trische kabel op de meetboot de stroomsnelheid in de betreffende raai en op de gegeven diepte geregistreerd worden. Op deze wijze zijn tot 8 december zowel in de Krammer als in de Bocht van St.-Jacob vele metingen gedurende gedeelten van het getij verricht. Men was bij deze metingen niet zo nauw gebonden aan dagen dat het kabelbaanbedrijf stil lag. Een eerste belangwekkend gegeven werd verkregen uit de uitgebreide metingen van sep tember en oktober in de vorm van een stroomsnelheidsdiagram in het verticale vlak, kort weg de snelheidsverticaal genoemd. De normale gedaante van zo'n verticaal, die op iedere diepte de stroomsnelheid weergeeft en waaruit dan een gemiddelde waarde berekend <an worden, is nogal buikig. Het diagram van de op de Grevelingendam gemeten snelheden is echter rechthoekig, hetgeen zeggen wil dat de stroomsnelheden op iedere diepte vrijwel even groot zijn. Deze snelheden werden telkens op zes diepten gemeten. De verticalen aan de boven- en benedenstroomse zijde van de drempel hebben een meer normaal verloop. Er moet echter opgemerkt worden dat de benedenstroomse diagrammen geen zuiver beeld geven, daar door de voortdurende veranderingen van stroomrichting de meetschepen nogal aan zwaaien onderhevig waren. Dat wijst op heftige turbulenties, en er zijn dan ook met behulp van turbulentiemeters op verschillende dagen, zowel bij vloed als bij eb, op benedenstroomse punten op drie diepten van de verticaal turbulentie metingen uitgevoerd. Hierbij werd de snelheid als functie van de tijd op millimeterpapier geregistreerd. Om een indruk te geven van de snelheidsfluctuaties tijdens de ebperiode op 6 november is een gedeelte der registratie weergegeven die betrekking heeft op een meetpunt op 40 m uit de as en 2 m beneden het wateroppervlak. Daaruit blijkt dat snel heidsvariaties van 1 a 1,5 m/sec binnen enkele seconden geen zeldzaamheid zijn; en dat terwijl de gemiddelde snelheid ongeveer 1,35 m/sec bedroeg. 79

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1965 | | pagina 25