We zullen nu wat dieper ingaan op de werkwijze die gevolgd is om te geraken tot het
gestelde doel: een algemeen inzicht te krijgen in de stromen en getijvolumen en de ver
andering daarvan in de loop van de damopstorting. De verrichte metingen kunnen in twee
groepen worden verdeeld.
In de eerste plaats is gebruik gemaakt van de uitgebreide simultane metingen in de maan
den september en oktober om de doorstromende volumina te bepalen. Dit gebeurde
door zo lang het meten mogelijk was uur na uur de stroomsnelheden te registreren, er een
gemiddelde van te bepalen en dat te vermenigvuldigen met de corresponderende plaatse
lijke diepte en de breedte van het beschouwde stroomvak. Hiermee werd bereikt dat ieder
uur de afvoer van het ogenblik in dat stroomvak, uitgedrukt door het symbool Q, in
m3/sec bekend was. Na vermenigvuldiging van deze grootheid met de tijd gedurende welke
ze optrad, vond men door optelling over alle stroomvakken van het getij het totale door
gestroomde volume van het sluitgat.
Voegde men de aldus voor het sluitgat gevonden volumewaarden bij elkaar dan kreeg men
het volume van de totale afvoer door het sluitgat over een eb- of vloedperiode.
De theorie van de hydraulica leert dat de waargenomen overstortsnelheden afhankelijk
zijn van de wortel van het produkt van het verval en twee maal de versnelling van de
zwaartekracht; in symbolen uitgedrukt afhankelijk van 2gz. Als gevolg van de grote
oneffenheden in de drempel, insnoeringsverliezen van de waterstroom bij de koppen en
nog andere oorzaken, moet die uitdrukking nog worden vermenigvuldigd met een correctie-
coëfficient, die in de vaktaal afvoercoëfficient wordt genoemd en volgens aangenomen
gewoonte door u wordt weergegeven.
Daar nu bij bovengenoemde metingen ook de vervallen simultaan zijn vastgesteld, en wel
tussen de punten GR I en GR II en ook tussen GR III en GR IV, was men in staat een inzicht
te krijgen in de waarde van deze coëfficiënt u.
Men kon nu dus buiten de uitgebreide metingen om uit de ieder uur gemeten vervallen de
stroomsnelheden berekenen met behulp van de empirisch gevonden waarde en wel
volgens de formule v u]/ 2gz; daaruit werden verder als eerder beschreven de totaal
doorgevoerde watervolumina afgeleid.
Om de uitvoering van de berekeningen praktisch mogelijk te maken werden de volgende
werkregels in acht genomen.
80