waterspiegel aan de benedenstroomse zijde dan heeft dit toch geen vergroting van de afvoer ten gevolge. Stijgt het benedenpeil boven de kritische diepte dan verloopt de stroming weer volgens de wetten van een onvolkomen overlaat. De hydraulica leert dat de onveranderlijke stroomsnelheid over een volkomen overlaat wordt berekend uit de wortel van het produkt van een derde deel van de waterdiepte boven de kruin bovenstrooms en het tweevoud van de versnelling van de zwaartekracht; in sym bolen uitgedrukt uit ]/2g1/3h. Ook aan deze term dient gelijk in het geval van een onvol komen overlaat een correctiefactor toegevoegd te worden, die eveneens afvoercoëfficient genoemd wordt en door u wordt voorgesteld, zij het dan ook dat deze coëfficiënt een andere waarde heeft. De formule van een stroomsnelheid bij volkomen overlaat is dus v /y l/2g1 3h. Na half november vorderde het werk snel en kwam de kruin al spoedig grotendeels boven NAP 1 m te liggen. Vanaf dit ogenblik was bij elk getij de formule van de volkomen overlaat gedurende zekere gedeelten van de eb van toepassing. Ofschoon het meetvlot nog tot 8 december heeft dienst gedaan was het voor metingen op plaasten waar de volkomen overlaat optrad niet meer te bruiken, en zo is het eigenlijk nooit mogelijk geweest de stroomsnelheden boven de volkomen overlaat precies te meten. De desbetreffende afvoeren zijn berekend door aflezing van de peilen bij GR II en GR III en door toepassing van de formule onder invoering van een afvoercoëfficient ju 1. Waarschijnlijk heeft deze waarde iets hoger gelegen. Uit de grafieken valt duidelijk af te lezen dat in de beginperiode, tot ongeveer 17 oktober, zolang het stortwerk niet bijzonder vorderde, de volumina tussen springtij en doodtij varieerden volgens het gewone patroon. Hetzelfde was het geval met de halftijstand. Na 18 oktober ging het storten sneller. De volumina namen oorspronkelijk uiteraard wat af; toch werden op 24 oktober de grootste volumina gemeten die ooit zijn voorgekomen, namelijk 70 miljoen m3 gedurende de vloedperiode en 90 miljoen m3 voor de daarop volgende ebfase. De oorzaak hiervan was waarschijnlijk een bijzonder hoge halftijstand van N.A.P. 1,2 m, die veroorzaakt werd door een noordwestelijke wind, kracht 8, die die dag het water opzette. Op 11 november bereikte de damkruin grotendeels bijna het peil van N.A.P. - 1 m en won verder snel aan hoogte. We zien daarna de volumina gestadig afnemen. 88

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1965 | | pagina 34