Het onderzoek naar de maatregelen ter vermindering van de windhinder voor de scheepvaart bij de Volkeraksluizen Dwarswind verplaatst een varend schip zijwaarts. De grootte van de winddruk is even redig met het door de wind getroffen oppervlak en met het kwadraat van de windsnelheid. Ook de vorm van het schip speelt hierin een rol. De schipper corrigeert de zijdelingse verplaatsing van het schip met het roer. Om de ge wenste koers te behouden wordt de boeg van het schip schuin tegen de wind ingedraaid; de lengte-as van het schip maakt dan een hoek met de vaarrichting. De grootte van deze hoek is afhankelijk van de ligging van het stuwpunt van de winddruk t.o.v. het zwaartepunt van de tegendruk die het water op de natte langsdoorsnede van het schip uitoefent bij zijdelingse verplaatsing. Om de juiste koers te kunnen handhaven mag de snelheid van het schip ten opzichte van het water niet te gering zijn, daar anders onvoldoende druk op het roer wordt uitgeoefend. Op brede, ruime waterwegen zal het meestal wel mogelijk zijn hinderlijke harde zijwind op te vangen. Op smalle waterwegen echter, en ook bij het passeren van schutsluizen kunnen zich moeilijkheden voordoen. Bij het invaren van een schutkolk zal de snelheid van een schip niet groot zijn en de ruimte om te manoeuvreren beperkt. Vooral voor onbeladen duwconvooien, die hoog op het water liggen, wordt het invaren van een schut kolk bij harde zijwind een moeilijke opgave. Het moet niet uitgesloten worden geacht dat een duwconvooi bij scheve invaart volledig klem loopt. Het zal duidelijk zijn, dat het verminderen van de windinvloed door het aanbrengen van boombeplantingen of van kunstmatige windschermen het invaren aanzienlijk vergemakke lijkt en de kans op schadevaring beperkt. Om het effect van kunstmatige windschermen of boombeplantingen bij de Volkerak sluizen na te gaan, werd in een windtunnel van het Nationaal Lucht- en Ruimtevaart- Laboratorium dienaangaande een nader onderzoek ingesteld. Voor dit doel werden door de Rijkswaterstaat twee modellen vervaardigd. Het eerste model, schaal 1 500, geeft de gehele situatie in de onmiddellijke omgeving van de beide schutsluizen weer. In het model bevinden zich aan beide oevers open geleidewerken ter wijl het middelste geleidewerk als een dichte constructie is uitgevoerd, die aan de Hol- landsch-Diepzijde tot N.A.P. 3 m en aan de Volkerakzijde tot N.A.P. 5 m reikt. De totale breedte ter plaatse van de invaarkanalen bedraagt op N.A.P.-hoogte ca 200 m. Het terrein aan weerszijden van deze invaarkanalen kan met bomen worden beplant. In dit model werd de algemene luchtbeweging onderzocht met behulp van windvaantjes. 96

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1965 | | pagina 42