Daar het te klein was om metingen met windschermen uit te voeren, werd een tweede model gebouwd dat slechts een gedeelte van de invaarkanalen met de geleidewerken weergeeft. De schaal is 1100. Bij het onderzoek werd allereerst nagegaan, welke invloed een boombeplanting op de luchtstroom boven de invaarkanalen heeft en in hoeverre de winddruk er mee kan worden verminderd. Het was moeilijk voor dit gedeelte van het onderzoek een 'modelboom' te maken die de doorlatendheid en de weerstand van een bepaalde boomsoort op schaal weergeeft. Door takjes aan te brengen die op schaal enige gelijkenis met populieren vertoonden, kon men metingen uitvoeren. Uit het onderzoek bleek, dat één enkele bomenrij met een ondergroeiing een beter resul taat geeft dan een paar rijen bomen achter elkaar. De breedte van het afgeschermde gebied bedraagt ongeveer zeven maal de boomhoogte, hetgeen niet voldoende is om de volle breedte van de invaarkanalen af te schermen. Onderzoekingen in het buitenland hadden reeds uitgewezen, dat een dichte beplanting geen goede afscherming geeft. Achter het scherm ontstaan dan namelijk bij de grond turbulente luchtstromingen, waarin snelheden voorkomen die vrijwel gelijk zijn aan die van de ongehinderde wind. Een nadeel van een natuurlijk windscherm is daarenboven, dat de doorlatendheid van bomen wisselt met de seizoenen. Model van het Volkeraksluizencomplex 97

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1965 | | pagina 43