de landaanwinningswerken van de voormalige waterschappen 'De Anjummer en Lioessen- serpolder' en de 'Contributie Zeedijken van Oostdongeradeel', die thans zijn opgenomen in het waterschap 'Eastergoa's Sédiken', en het meest westelijke gedeelte ligt in de Bantpolder, een zomerpolder die vooral bekend is als overwinteringsplaats van tienduizenden brand- ganzen. Er is nog een tijd lang een tracé overwogen waarbij de zomerpolder niet zou worden doorsneden, maar waarbij de zomerdijk van de polder zou worden gevolgd tot Paesens. Echter, dit tracé zou duurder uitkomen, zonder dat daar voldoende voordelen tegenover stonden. Volgens het huidig ontwerp zal het dijkvak totaal 2500 meter lang worden, waarvan 400 meter in beslag wordt genomen door de losplaats. De ondergrond van het nieuw te maken gedeelte bevat in het algemeen meer klei dan die van de vorige vakken. Het Grondmechanisch Laboratorium voorspelt hier zettingen tot 1 meter. Even ten westen van de losplaats is een dijkovergang ontworpen om de onderhoudsberm aan de buitenzijde van de afsluitdijk voor vrachtauto's bereikbaar te maken. Ook ter plaatse van de zogenaamde bitumenkade, die als toegangsweg dient tot de zomerpolder, zal een dijkovergang komen. Bij de aansluiting op de zeedijk is een voorlopige overgang voor vee en landbouwwerktuigen voorzien, ten dienste van de exploitatie van de zomer polder. De aansluiting van de ontworpen dijk op de reeds bestaande zeedijk wordt zo uitgevoerd, dat na de toekomstige verhoging van de zeedijk de overgang van de ene dijk naar de andere vloeiend blijft verlopen. De afwatering van de beide gedeelten waarin de Bant polder nu zal worden verdeeld wordt geregeld middels duikers in de bitumenkade; vier van die duikers liggen er al. De tijd zal moeten leren of de suatiegeul door de zandplaat voor de afwatering voldoende diepte zai blijven behouden. Verzanding van de thans bestaande geul zou de natuurlijke afwatering van het oostelijk gedeelte van de Bantpolder in gevaar brengen. Ten zuidoosten van het werkeiland en het daarop aansluitende dijkvak zijn onder soortgelijke omstandigheden aanslibbingen opgetreden die weinig hoop geven voor het voortbestaan van de natuurlijke geul door de Hoek van de Bant. 104

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1965 | | pagina 50