Relatieve zeespiegelrijzing vóór het begin van onze
jaartelling
Oude peilmerken te Amsterdam
De N.A.P.-daling
Het basispeil wordt uitgedrukt ten opzichte van het N.A.P.-vlak. Stijgt de zeespiegel ten
opzichte van het N.A.P.-vlak, dan zal daarmee de overschrijdingskans van het basispeil
toenemen. Het is daarom van belang de relatieve rijzing van de zeespiegel ten opzichte
van het N.A.P.-vlak te kennen. De relatieve zeespiegelrijzing is enerzijds afhankelijk van
de werkelijke stijging van het zeeniveau en anderzijds van de daling van het land. Deze
daling kan veroorzaakt worden door daling van de diepere ondergrond van ons land en
door het in elkaar geperst worden, zogenaamd inklinken, van geologisch jonge klei- en
veenlagen.
De daling van de diepere ondergrond is voor het zuidelijk gedeelte van Zeeland waar
schijnlijk nihil. Verder naar het noorden neemt de daling echter toe. Voor Noord-Neder
land wordt zij op 2 tot 4 cm per eeuw geschat.
Van veel groter belang is de inklinking van jonge klei- en veenlagen in de bodem. Vers
gevormde veenlagen kunnen namelijk voor 80% uit water bestaan. Kleilagen in de polders
bevatten 40 a 50% water. Nu kan het watergehalte van dergelijke pakketten in de loop
van de tijd sterk afnemen. De bodemlagen worden compacter en dunner en het bodem
oppervlak daalt: de bodem klinkt in.
De vermindering van het watergehalte in dit soort lagen is een gevolg van de belasting
met het gewicht van later afgezette lagen, waardoor de onderliggende klei- en veenlagen
worden uitgeperst. De lagen kunnen eveneens water verliezen als het grondwaterpeil
zakt, bijvoorbeeld door bemaling. In veenlagen heeft de verlaging van de grondwater
stand nog een ander effect. Er kan dan meer zuurstof tot deze lagen toetreden, waardoor
de organische stof in het veen verteert. Alleen al hierdoor kan het oppervlak van veen-
landen zo'n 10 cm per eeuw dalen.
De totale inklinking op een bepaalde plaats hangt af van de dikte van de veen- en klei
lagen in de bodem, het gewicht van de bovengelegen lagen en de ontwatering van het
gebied. Aangezien deze factoren van plaats tot plaats sterk verschillen, zal ook de in
klinking variëren. Uit onderzoekingen is gebleken dat de inklinking in de kernen van de
Zeeuwse en Zuidhollandse eilanden, waar dikke veenlagen in de ondergrond voorkomen,
sinds het begin van onze jaartelling 1 a 2 meter is geweest. In de omringende zeeklei-
polders1, waar het veen grotendeels verdwenen is, bedroeg de inklinking over deze periode
slechts 20 tot 60 cm.
Het N.A.P.-vlak is gekoppeld aan N.A.P.-merken te Amsterdam. De N.A.P.-stenen zakken
62