De aanpassing van scheepswerven aan de waterloopkundige veranderingen op de
Deltawateren
In de nrs. 22 en 30 van deze Berichten is er onder meer op gewezen, dat de te verwachten
veranderingen in de waterstanden en in de waterbeweging op de Deltawateren gevolgen
zullen hebben voor scheepswerven, scheepsreparatiebedrijven, scheepssloperijen en an
dere met bepaalde werken aan de Deltawateren gebonden bedrijven.
Vele bedrijven in het Deltagebied zijn namelijk in sterke mate ingesteld op de ter plaatse
voorkomende waterstanden en waterbeweging. Deze bedrijven zijn vaak sterk vergroeid
met de plaatselijke situatie;van het terrein tussen de dijk en de rivier maken zij een maxi
maal gebruik. Veranderingen in de waterstanden en de waterbeweging zullen dergelijke
bedrijven veelal dwingen tot aanpassing. De aard van het bedrijf, de ligging in het Delta
gebied, de plaatselijke toestand en de bedrijfsomstandigheden bepalen de aard van de
vereiste aanpassing. Soms volstaat een wijziging in de bedrijfsvoering; in andere gevallen
zullen bovendien bepaalde werken moeten worden uitgevoerd van werktuigkundige of
waterbouwkundige aard.
De vraag, of en in hoeverre voor een bedrijf aanpassingen nodig zijn, kan het beste worden
beantwoord indien de belanghebbende weet welke waterstanden en stroomsnelheden,
met bijbehorende frequenties, in de bestaande toestand een efficiente bedrijfsvoering
mogelijk maken.
Voor een scheepswerf zijn vooral die waterstanden van belang die de gemiddelde toe
stand ter plaatse karakteriseren en verder de meer zeldzame standen, die vanwege hun
duur en/of kans van voorkomen toch nog als maatgevend moeten worden beschouwd
voor de vereiste aanpassingen. Voor een scheepswerf zijn dus de volgende waterstanden
van belang:
1. in het algemeen: de gemiddelde H.W.- en L.W.-standen;
2. voor het ophalen en te water laten van schepen: de lage H.W.-standen;
3. Voor het werken op de helling: de hoge L.W.-standen.
Bij de bepaling van deze standen op de benedenrivieren ten noorden van de Volkerak-
dam wordt uitgegaan van een gemiddeld getij op zee; er wordt dus geen rekening ge
houden met standen die beïnvloed zijn door op- of afwaaiing van het gemiddelde zee
niveau, aangezien deze op- en afwaaiingseffecten in verband met de duur waarmede ze
optreden niet van doorslaggevend belang zijn.
Het 'laag' of 'hoog' zijn van bepaalde hoog-, respectievelijk laagwaterstanden is dus
afhankelijk van betrekkelijk zeldzame hoge of lage opperwaterafvoeren. De waterstanden
67