gebruik gemaakt van een elektrisch analogon, waarvan de principes overeenkomen met die van het getijanalogonmodel 'Deltar'. Tenslotte wordt aan de hand van een voorbeeld van recente datum de belangrijkheid van de opslingering van de seiches in havens gedemonstreerd. Gedurende de storm van 3 op 4 december 1964 zijn op zee talrijke bui-oscillaties voor gekomen; ze hadden veelal een onregelmatig karakter. Volgens gegevens van de meetpaal te Katwijk is het gemiddelde van de aanwijsbare perioden der oscillaties 35 a 40 minuten, de perioden varieerden van enkele tot tachtig minuten. In een zo uitgebreid spectrum van periodes moesten wel enkele seiches voorkomen die in de aan de kust liggende havens gaan resoneren. Op zee, bij de mond der havens, was de hoogte der seiches nauwelijks groter dan 2 dm. 1. IJmuiden, Noordersluis. De periode der seiches varieerde van enkele minuten tot 60 minuten, met een gemiddelde van omstreeks 35 minuten. Stelt men schematiserend de lengte van de haven van de mond tot de Noordersluis op 3500 m, de stroomvoerende breedte op 330 m, de bergende breedte op 750 m en de diepte op N.A.P. 12 m, dan vindt men voor de eerste resonantieperiode 35 minuten. Deze periodeduur ligt in de buurt van de gemiddelde perioden der bui-oscillaties te Katwijk. Er is derhalve alle reden om een grote opslingering te verwachten. Die is dan ook inderdaad opgetreden. De maximale verheffing van de waterspiegel bij de seiches in de Noordersluis bedraagt volgens de waarnemingen 14,5 dm, zodat de opslingeringsfactor, uitgaande van een rijzing der seiches te Katwijk op datzelfde moment van 2 dm, gesteld moet worden op 7 a 8. 2. Calandkanaal. Voor de gemiddelde periode der aanwijsbare seiches wordt ca. 28 minuten gevonden. Ze variëren van enkele minuten tot 55 a 60 minuten. De afmetingen van het tegenwoordige Calandkanaal zijn: lengte 6280 m, stroomvoerende breedte 370 m, bergende breedte 525 m en diepte N.A.P. - 13,75 m. Hieruit volgt dat de eerste resonantie periode 43 minuten bedraagt. Rekening houdend met de verschuiving van de resonantie periode ten gevolge van de uitmonding in de Nieuwe Waterweg, moet men de resonantie periode stellen op ca. 50 minuten. Blijkens de registraties bedraagt de rijzing, dus de golfhoogte van dal tot top, maximaal 9 dm, de daarbij behorende periode is 45 a 50 minuten. Deze periode stemt goed overeen met de hierboven berekende resonantieperiode waarbij de grootste schommelingen in het waterniveau zijn te verwachten. 3. Brouwershaven, Grevelingendam (Westzijde). De afmetingen van de zeearm tussen Brou wershaven en de Grevelingen zijn: lengte 22 400 m, stroomvoerende breedte 1640 m, bergende breedte 4200 m bij N.A.P. en gemiddelde diepte N.A.P. - 9,5 m. Houdt men rekening met de variatie der waterstanden ten gevolge van de getijbewegingen de bergende breedte is namelijk in sterke mate afhankelijk van de waterstand dan vindt men voor de eerste resonantieperiode een waarde van 180 a 240 minuten, dus 3 a 4 uur. Deze eerste resonantieperiode ligt ver buiten de perioden der seiches op zee, maar benadert de perioden der ondiepwatergetijden. Deze ondiepwatergetijden worden daardoor mede versterkt, zodat een vrij sterke vervorming van de getijkromme te verwachten valt aan de westzijde van de Grevelingendam. Door de recente getijregistratie aan de westzijde van de Grevelingendam is die verwachting bevestigd. Bij de Grevelingendam zal aanzienlijke opslingering alleen optreden wanneer de reeksen van aaneengesloten seiches drie-, respectievelijk vijfmaal zo lang zijn als de eerste reso nantieperiode. Daar dit vrijwel nooit voorkomt hebben de seiches bij de Grevelingendam een geringe amplitude. Daar komt bij, dat op 3 en 4 december 1964 de Grevelingendam nog niet voltooid was: hij was poreus, en nog niet overal op hoogte, zodat totale positieve reflectie niet kon optreden. 144

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1965 | | pagina 34