gen van een weg voor landbouwverkeer en het leggen van enige duikers in af- voerleidingen. De ontgraving van de noordelijke voor haven is geheel geschied door de cutter zuiger 'Rupel', met een zuigleiding van 70 cm diameter en een vermogen van 1600 pk. Via een drijvende leiding en een perslei ding op de vaste wal met een diameter van 65 cm werd de specie naar de oprit geperst. Het perswater werd afgevoerd via een slibbassin met kaden tot een hoogte van N.A.P. 4 m en een kruin breedte van 2 m. De lozing van het slib bassin geschiedde op de Oude Heyning- sche Haven, die in het Volkerak uitmondt. Bij de ontgraving hebben zich geen bij zondere moeilijkheden voorgedaan. Ook het oppersen van de oprit waarvan het bovenste stort zelfs op N.A.P. 16 m kwam te liggen leverde geen ernstige moeilijkheden op. Bij het maken van nieuwe perskaden bleek het noodzakelijk te zijn het zand vooraf met draglines te ontwateren alvorens tot verwerking in de kaden kon worden overgegaan. Het zeer fijne zand, dat ondanks de tijdens het per sen genomen voorzorgsmaatregelen nog veel slib bleek te bezitten, houdt het water lang vast en heeft daardoor weinig stabi liteit. Het werken met bulldozers op het natte stort bleek vrijwel onmogelijk. In het slib bassin werd 100 000 m3 slib verzameld. Nog fijnere bestanddelen zijn via de lo zing naar buiten afgevoerd. De stabiliteit van het opgeperste zandli- chaam werd voortdurend gecontroleerd met behulp van waterspanningsmeters, maar er bleek geen gevaar aanwezig. Wel zijn de belopen ter weerszijden van de oprit in ernstige mate uitgezakt, omdat het zich in het zandlichaam bevindende water lang wordt vastgehouden in het fijne slibhoudende zand; bovendien be vindt zich in de ondergrond een her metisch gesloten slappe-kleipakket dat geen verticale drainage toelaat. Als ge volg hiervan werd besloten om het af werken van de onderbelopen uit te doen voeren in augustus 1965, tijdens de onder houdsperiode. Aan de hand van zakbakens werd de zet ting van de ondergrond nagegaan. De ontgraving van klei in het daartoe aangewezen gedeelte van de polder Maltha verliep goed en leverde 169 516 m3 op in plaats van de in het bestek omschre ven 58 000 26 500 m3. De aanvankelijk als minder goed aange merkte lagen bleken namelijk bij ontgra ving toch wel geschikt te zijn. Alle klei werd in twee depots opgeslagen. Verwer king van de klei was niet direct mogelijk. Bij een staat van meer werk werd de aan nemer, de aannemerscombinatie 'Willem stad' te Willemstad, opgedragen over te gaan tot de verwijdering van het veen- kleipakket in de noordelijke voorhaven tot een diepte van N.A.P. - 6 m. Het betreft hier de verwijdering van 400 000 m3 specie, die geperst moest worden in een gronddepot. Deze werkzaamheden zijn inmiddels vol tooid. De dam door de noordelijke geul van de Grevelingen Het leggen van kraagstukken ter weers zijden van het damvak werd beëindigd. Inmiddels werd een begin gemaakt met het aanvoeren en op het zandlichaam ver werken van bekledingsklei; deze werk zaamheden zullen binnenkort zijn vol tooid. Op het oostelijk beloop is de glooi ing van betonblokken tot een hoogte van N.A.P. -f 2,5 m opgetrokken; dit werk wordt voortgezet tot een hoogte van N.A.P. 4 m zal zijn bereikt. Aan de westzijde werd het buitenbeloop van de met behulp van de kabelbaan gestorte stenen sluitdam onder profiel gebracht en op de bestaande glooiingen aangesloten. Op de brede buitenberm kwam de daarop geprojecteerde bermweg, op het aan- 160

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1965 | | pagina 50