is veranderd! Sinds de dertiger jaren van deze eeuw is de beroepsvisserij op riviertrekvis
uit de wateren in en om de Biesbosch vrijwel geheel verdwenen; verschillende oorzaken
hebben hiertoe bijgedragen. De huidige beroepsvisserij in de Biesbosch, die van zeer
geringe betekenis is, drijft hoofdzakelijk op de vangst van pootvis voor de sportvisserij en
de palingvangst.
De vertraging in de stijging van de zeespiegel in de periode van 1600 tot 1800 a 1850 is
voor de vorming van het centraal gelegen opwasgebied van veel belang geweest; in deze
periode kwam hier een grote hoeveelheid riviersediment tot afzetting. Op het einde van
de 18de eeuw werden in het centrale opwasgebied nog slechts enkele bedijkingen aange
troffen; in het begin van de 19de eeuw vindt men er daarentegen reeds vele.
Een tweetal werken heeft in latere jaren in belangrijke mate bijgedragen tot de bepaling
van de geografische situatie in het Biesbosch-gebied zoals we die thans kennen, namelijk
de vorming van de Nieuwe Merwede en de verlegging van de Maasmond.
De afstroming van het water van de Merwede via de voormalige waard leidde tot een
verwildering van deze rivier, ten nadele zowel van de scheepvaart als van een vlotte
afvoer van hoog opperwater en ijs. Reeds uit de eerste helft van de 16de eeuw worden
pogingen van de stad Dordrecht gemeld om een aantal killen tussen de Merwede en de
voormalige waard af te sluiten. De ingelanden van de Alblasserwaard en de hoger langs
de rivieren gelegen waarden daarentegen zagen meer heil in het handhaven of zelfs
vergroten van de mogelijkheden voor afleiding en berging van water. Tot in de 19de eeuw
vormden de uit een oogpunt van scheepvaartbelang en de met het oog op de veiligheid
tegen overstroming gewenste maatregelen een twistpunt. In het kader van de toentertijd
hoog nodige verbetering van de toestand van de grote rivieren, die vooral na daartoe
strekkende besluiten van het Weense Congres van 1815 ook in ons land krachtig ter hand
werd genomen, werd tenslotte in 1850 besloten tot verbetering van de Beneden Merwede
en tot vorming van de tegenwoordige Nieuwe Merwede, ongeveer volgens de loop van
een van de destijds voornaamste Biesboschkillen, de Westkil. Het duurde bijna tot de
eeuwwisseling voordat de eerste fase van de werken aan de Beneden en de Nieuwe
Merwede geheel was voltooid; in de periode van 1864 tot 1887 werd daarbij tevens een
leidam aangelegd van Werkendam tot Anna-Jacominaplaat, met daarin een tweetal
sluizen, die de Brabantse Biesbosch voortaan tot op zekere hoogte scheidde van de
Merwede. De door deze scheiding veroorzaakte verlaging van de gemiddelde hoog- en
laagwaterstanden vergrootte de voor bedijking in aanmerking komende oppervlakte in
de Biesbosch in belangrijke mate.
De toestand in het benedendeel van het stroomgebied van de Maas was ook na het
totstandkomen van de bovengenoemde werken bij hoog opperwater en bij ijsgang op de
grote rivieren verre van bevredigend. Om hierin verbetering te brengen werd in 1883
bij de wet tot verlegging van de Maasmond onder meer besloten tot het graven van de
Bergsche Maas en het afsluiten van de (Afgedamde) Maas bij Andel; deze werken kwamen
in 1904 grotendeels gereed. Met het oog op de moeilijkheden, die voor de ontwatering
zouden kunnen ontstaan door de verhoging van de laagwaterstanden bij grotere
Maasafvoeren, werden door het Rijk voor een aantal op de Oostkil afwaterende polders
bemalingen gesticht en werden verder langs de Amer en het Spijkerboor enkele kaden
aangelegd. Op deze wijze kwam de zuidelijke begrenzing van de huidige Brabantse
Biesbosch tot stand.
123