technische Commissie is een plan voor wegen en waterlopen en een landschapsplan opgesteld. Terwijl in de huidige toestand slechts ruim 15 km min of meer verharde wegen worden aangetroffen, voorziet het plan in ruim 45 km landbouwwegen, die uiteraard mede van belang zijn voor de recreatieve ontsluiting; in plaats van de bestaande 49 losplaatsen telt het plan voorlopig slechts 2 centrale loswallen. Bovendien is met een toeristisch doel bijna 7 km weg ontworpen langs de fraaiste delen van de Bakkerskil en de Oostkil, als mede meer verspreid een 7-tal parkeer- en picknickplaatsen. Voor de ontsluiting van de gehele Biesbosch is van groot belang de ontworpen provinciale weg van Hank naar het veerhoofd tegenover Kop van het Land. In het landschapsplan vormen de afgesloten kreken met de beplanting op de oever landen de bepalende elementen. In plaats van de verdwijnende grienden en rietvelden, waarvan wellicht enkele percelen met een verwilderende begroeiing kunnen worden gehandhaafd, is hier gedacht aan een afwisseling van bos en weide, waartoe ondermeer 150 ha loofhout kan worden ingeplant, met een in afhankelijkheid van bodemreliëf en bodemsamenstelling gevarieerd assortiment. Rondom andere percelen griend en riet gors, die voor ontginning tot landbouwgrond in aanmerking komen, zijn boom- en singel beplantingen geprojecteerd. Ook elders in het gebied zijn beplantingen langs wegen en op erven voorzien. De totale kosten van dit aanpassings- en ruilverkavelingsplan zijn geraamd op bijna f 16 600 000,-. Er zij nogmaals op gewezen dat het hier geen plan voor hoogwatervrijmaking betreft. De gemiddelde overschrijdingskans van het waterpeil waarop de kerende hoogte van vele Bieschbosch kaden is gebaseerd, zal evenwel na de afsluiting van het Haringvliet dalen van eenmaal per 2 jaar tot minder dan eenmaal per 250 jaar. Hoewel de veiligheid van de Biesboschpolders tegen overstroming daarmee nog aanzienlijk zal liggen beneden het criterium dat voor andere delen van ons land wordt aanvaard, is de genoemde vergro ting van veiligheid toch een voldoende, zij het voorlopige basis voor het ondernemen van de beschreven ingrijpende werken. De voorzieningen die in de Noordwaard getroffen moeten worden zijn van dezelfde aard als die in de Oostwaard, maar minder ingrijpend. Naast het scheppen van een voor de landbouw bevredigende toestand is ook voor deze waard een goede landschappelijke verzorging van groot belang. Ook de buitendijkse terreinen buiten de ringkaden zullen door de waterloopkundige gevolgen van het Deltaplan worden beïnvloed. In nr. 29 (augustus 1964) van deze Berichten werd reeds gewezen op de moeilijkheden die zich bij de exploitatie van grienden en riet gorzen zullen kunnen gaan voordoen. Mede gezien de moeilijkheden waarmede deze cultures thans reeds te kampen hebben, valt te verwachten dat op een tamelijk groot gedeelte der buitendijkse gronden het huidige bedrijf niet zal worden gecontinueerd. Het buitendijkse gebied met de biezen-, riet- en griendpercelen, die ten dele verder aan hun natuurlijke ontwikkeling zullen worden overgelaten, zal grote veranderingen te zien geven. In de laag gelegen grienden zal de wilg zich waarschijnlijk niet kunnen handhaven en deze stervende grienden zullen gedurende de eerste overgangsjaren een weinig aan trekkelijke aanblik bieden. Al spoedig zal evenwel een nieuwe vegetatie tot ontwikkeling komen en ook in de hoger gelegen grienden zal de rijkdom aan soorten toenemen. Het hoger opgaande hout zal hier en daar een kans krijgen en de grienden zullen uiteindelijk een gevarieerder bijdrage leveren tot het landschapsbeeld; het is mogelijk dat het landschap daardoor een intiemer en minder wijd karakter zal krijgen. 181

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1965 | | pagina 17