te werk kon worden gegaan. Het streven was door een goede keuze van ontwerpgroot-
heden te komen tot een profiel waarbij zo weinig mogelijk van het kostbare bekledings
materiaal nodig was, zonder evenwel de betrouwbaarheid van de constructie als geheel
aan te tasten, en rekening houdend met het feit dat de waterdrukken onder de bekleding
niet de enige bepalende factor voor een teenconstructie vormen.
Onderzocht is in eerste instantie de invloed van de taludhelling op de overdrukken onder
de bekleding. Daartoe is een serie metingen gedaan bij de taludhellingen 1 4, 1 6 en
1 8. Dat hierbij sprake is van een gehele serie metingen wordt duidelijk als men bedenkt
dat pas een goede indruk van deze invloed wordt verkregen indien het effect ervan is
gebleken bij wisselende omstandigheden. De variatie van de taludhelling betekent in feite
dat tevens enkele andere grootheden moeten worden gevarieerd. Zo is voor elke talud
helling de doorlatendheid van de ondergrond gevarieerd, evenals de doorlatendheid van
de mijnsteenperskade in de teen van de dam, en is zowel een doorlatende als een ondoor-
latende teenbeschermingsconstructie op het strand onmiddellijk voor het talud in be
schouwing genomen. De verschillende dwarsprofielen van de dam bij de taludhellingen
1 4, 1 en 1 8 zijn in een der figuren schematisch weergegeven. Buiten beschouwing
bleef hierbij een eventuele buitenberm. Dat met de taludhelling tevens de hoogte van de
dijk verandert, terwijl in alle drie de gevallen toch dezelfde stormvloed moet worden
gekeerd, wordt duidelijk indien men bedenkt dat de golfoploop, een van de factoren
waaruit de benodigde aanleghoogte van een dijk wordt gevonden, afhankelijk is van de
taludhelling. De lengte van de bekleding ligt met de keuze van de taludhelling dus vast,
zodat buiten het gebied waar wateroverdrukken voorkomen met deze keuze eveneens
de vereiste hoeveelheid bekledingsmateriaal is bepaald. De totale hoeveelheid bekledings
materiaal kan worden berekend zodra de dikte bekend is van dat deel van de bekleding
waar de wateroverdrukken kunnen optreden.
Ook de doorlatendheid van de mijnsteenperskade moest in de proeven worden ge
varieerd, omdat voor de perskade aan een nieuwe oplossing werd gedacht. Een normaal
uitgevoerde perskade kan men zich moeilijk anders denken dan als een kade waarvan
de doorlatendheid belangrijk groter is bij voorbeeld tien maal zo groot als de door
latendheid van het omringende zand. Nu is uit eerder uitgevoerde proeven, zoals bij
voorbeeld uit de proeven voor de bekleding van de dam door het Veersche Gat, reeds
duidelijk gebleken dat een doorlatende perskade het optreden van grote overdrukken in
de hand werkt en dus grote hoeveelheden bekledingsmateriaal nodig maakt, en wel
ongeveer zo dat een doorlatende kade twee maal zo hoge overdrukken veroorzaakt als
een kade waarvan de doorlatendheid gelijk is aan die van zand. Reden voldoende dus om
na te gaan of de doorlatendheid van het materiaal kan worden verkleind. Gedacht is
daarbij aan een zodanige verdichting van de mijnsteenkade, dat de doorlatendheid ervan
maximaal gelijk zou zijn aan die van het omringende zand. Er is aangetoond dat de
overdrukken kleiner, dat wil zeggen gunstiger worden, als de doorlatendheid van de
perskade nog kleiner wordt dan de doorlatendheid van het omringende zand.
Verder moest een doorlatende zowel als een niet doorlatende constructie op het strand
voor het talud als variatie in de metingen worden opgenomen, omdat ook de oplossing
hiervoor niet zonder meer vaststaat. Een constructie met losliggende stenen, bijvoorbeeld
een kraagstuk verzwaard met stortsteen, heeft het bezwaar dat de losse stenen bij golf-
aanval op het talud kunnen worden geworpen, waardoor beschadigingen mogelijk zijn
of op zijn minst een sterk verhoogde slijtage moet worden verwacht. Vastgelegde, bij
voorbeeld met asfaltspecie ingegoten stenen vormen een ondoorlatende constructie,
waaronder onder bepaalde omstandigheden wateroverdrukken kunnen ontstaan, terwij!
ze tevens invloed uitoefenen op de waterspanningen onder de bekleding van het achter-
189