Het dijkvak tussen de haven van Dirksland en de Plaat van Scheelhoek
Achter de dam door het Haringvliet zal langs de noordelijke oever van het eiland Goeree-
Overflakkee, tussen de havens van Goeree en Dirksland, een boezemgebied worden ge
vormd met als belangrijkste functie de regeling van de waterhuishouding van het aan
grenzende eilandgedeelte. Dit boezemgebied zal van het Haringvliet gescheiden worden
door een waterkering die, voorzover ze op de Plaat van Scheelhoek ligt, wordt aangelegd
in de vorm van een breed zandlichaam. Aansluitend op dit kunstmatig duin wordt over een
afstand van bijna 3 km oostwaarts een met asfalt beklede dijk gemaakt. Deze dijk wordt
in dit artikel nader beschreven.
Dit dijkgedeelte is geprojecteerd langs de buitenrand van een gorzen- en slikkengebied
waar al sinds 1949 docr het Rijk landaanwinningswerken zijn uitgevoerd, en dat thans rijp
is voor inpoldering. Bij de bepaling van het dijktracé kwam dan ook de wens naar voren
de dijk zover mogelijk buitenwaarts te leggen, om zoveel mogelijk land te winnen. Niet
temin was enige voorzichtigheid geboden omdat de langs de oever liggende geul zich
aan het ontwikkelen was, vooral langs de oostelijke helft van het dijkvak, en daarbij
gemiddeld over de laatste jaren een verplaatsing naar de oever toe onderging, die op
enkele plaatsen 15 m per jaar bedroeg.
Om te voorkomen dat de verplaatsing van deze geul op een zeker moment de aanleg
van zeer kostbare stroomgeleidende werken noodzakelijk zou maken, is de ligging van
de dijk zodanig gekozen dat bij een in het zelfde tempo doorgaande oeverafneming tot
aan het tijdstip van afsluiting van het Haringvliet in 1969 geen aanvullende beschermingen
nodig zullen zijn. Bij het na 1969 geheel veranderde rivierregime wordt geen verdere
verdieping of verplaatsing van de geul verwacht.
Ook bij de bepaling van de kruinhoogte zijn twee afzonderlijke perioden in beschouwing
genomen, waarvan de eerste zich uitstrekt van het tijdstip van instelling van de boezem
in het najaar van 1965 tot de sluitingsdatum van het Haringvliet in 1969. De tweede periode
valt na de afsluiting.
Zoals te verwachten was is de eerste periode ten aanzien van de bepaling van de kruin
hoogte maatgevend gebleken. Gerekend is met een waterstand van N.A.P. 3,50 m,
welke hoogte gemiddeld eens in de 40 jaar overschreden kan worden. De golfhoogte kan,
tijdens N.N.W.-wind met een snelheid van 30 m/sec (windkracht 11 Beaufort) 1,6 m
bedragen. De verticale golfoploop tegen een beloop met helling 1 4 en een golfrichting
onder een hoek van 55° met een lijn loodrecht op de dijkrichting bedraagt dan 1,84 m.
205