Op de echoloodregistratie zijn naast de bodemfiguratie ook nog andere echo's afge beeld. Ze kunnen worden veroorzaakt door de schroefbeweging van een passerend schip, door vis, in het water zwevende voorwerpen en zo meer. Veelal blijft de bodemregistratie zichtbaar. Wordt de stoorecho echter te sterk, dan valt de bodemecho weg en blijft alleen de valse echo. Visueel zijn beide soo-rten gemakkelijk te onderscheiden. Bij digitale weer gave echter bestaat het gevaar dat veel van deze storingen als bodemecho's op de ponsband worden weergegeven, zodat ze veel moeilijker, of in het geheel niet te elimineren zijn. Om dit gevaar zoveel mogelijk te bezweren zijn zowel door Keivin Hughes als door Atlas in hun in ontwikkeling zijnde digitale echoloodsystemen voor zieningen getroffen die het mogelijk maken de bodemecho's onder vrijwel alle omstan digheden te blijven herkennen. Bovendien wordt een terugmelding van de naar de ponser gestuurde waarde zichtbaar gemaakt op de echoloodregistratie; daardoor is een snelle visuele controle mogelijk. In de volgende fase zal door de samenwerkende fabrikanten een prototype van de boordapparatuur voor automatische weergave van de lodings- en plaatsbepalings- gegevens op een ponsband worden ontwikkeld. Dit apparaat moet in staat zijn de digitale informatie te verwerken zowel van het Atlas echolood als van het Keivin Hughes-echolood voor dieptebepaling, van de Decca- en Hi-Fix-ontvangers en het radiolog voor de radioplaatsbepaling. Voor het geval dat er van optische plaatsbepaling gebruik wordt gemaakt moet door handbediening een volg nummer kunnen worden ingevoerd dat verwijst naar de waarnemingsstaten. Ook een digitale klok moet aanwezig zijn. Naast gegevens van administratieve aard moeten via een in het stuurapparaat opgenomen programmering op de uitkomende ponsband worden opgenomen: tijd, diepte, plaatsbepalingsgegevens, c.q. volgnummer. Hierbij wordt ge dacht aan de volgende ponsfrequenties: tijd en plaats 1 maal per 3 of 5 seconden, de diepte 2 maal per seconde. Aanvankelijk wenste men de programmering van het stuurapparaat variabel te maken, ten behoeve van de uiteenlopende doelstellingen der peilwerkzaamheden. De pons frequentie zou dan gevarieerd kunnen worden van b.v. 2 keer per seconde tot 1 keer per 5 seconden; of men zou de ponsfrequentie binden aan de plaatsbepaling en bijvoorbeeld 1 keer per 5 of 10 meter, dan wel 1 keer per 0.01 of 0.10 breedte van een strook of 'lane' van het Hi-Fix en Decca-systeem peilen. Gevolg van deze variatiemogelijkheden zou echter een aanzienlijk kostbaarder en kwets baarder apparatuur aan boord zijn. Ook vraagt de computerbewerking een zover mo gelijk doorgevoerde standaardisering van de te verwerken gegevens. Om deze redenen is de keus gevallen op de bovengenoemde programmering; daarmee kan aan bijna alle voorkomende gevallen tegemoet worden gekomen. 236

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1966 | | pagina 14