De zuidelijke voorhaven van het schutsluizencomplex in het Volkerak De aanleg van de zuidelijke voorhaven van het schutsluizencomplex in het Volkerak is om verschillende redenen in twee delen gesplitst. Allereerst kwam het uitvoeringstechnisch zo beter uit, en voorts bleef er, tijdens het aanleggen van het eerste gedeelte, tijd over om studies te verrichten met betrekking tot de problemen van het tweede, met name voor onderzoek ten behoeve van de havenmond en de scheepvaartgeul naar de haven. Het eerste gedeelte omvatte in hoofdzaak de aanleg van een dijk met aansluitend haven terrein aan de oostzijde van de zuidelijke voorhaven. Deze dijk, die tevens de Oude Heinigse Haven afsluit, vormt thans de nieuwe waterkering. Verder werd de eerste aanzet van de westelijke havendam gemaakt, terwijl tenslotte voor het bergen van de onbruik bare specie die vrijkomt bij het op diepte brengen van de haven in de polder Maltha een gronddepot werd gemaakt. Bij het ontwerp van het tweede gedeelte diende met drie opeenvolgende waterstaat kundige toestanden rekening te worden gehouden: In de periode van eind 1966 tot medio 1968 wordt de scheepvaart door de schutsluizen geleid om de werkzaamheden in het sluitgat van de dam niet onnodig te bemoeilijken. Dagelijks treedt tweemaal eb- en vloedstroom op; het tij verschil is ca. 2 m. Bij harde wind uit Z.W.-richtingen kunnen, afhankelijk van de windsterkte en de stroomrichting, golven van 1 a 1,5 m voorkomen. Deze golven hebben een periode van 2 a 3 sec. Deiningsgolven treden in het Volkerak niet op. Tussen midden 1968 en 1978 zal het Volkerak zijn afgesloten, maar de Oosterschelde nog niet. De getijstromen vervallen, maar het verticaal getij neemt toe. Het tijverschil wordt nu 4 m. Ten gevolge van de hogere waterstand op het Volkerak zal de golfbeweging sterker kunnen zijn dan in de vorige periode. Bij H.W. staan de platen en zandbanken dan immers dieper onder water, zodat aan de golven minder weerstand worden geboden. Na 1978, wanneer ook de Oosterschelde zal zijn afgesloten, vervalt de getijbeweging geheel. Men heeft dan te maken met een nagenoeg constant waterpeil, dat afhankelijk van het seizoen kan variëren tussen N.A.P. 0,50 m en N.A.P. 0,50 m. Vermoedelijk zullen de windgolven kleiner zijn dan in de voorafgaande periode. Eisen waaraan de haven, de havenmond en de scheepvaartgeul moeten voldoen In de haven dient de schepen een zo rustig mogelijke ligging te worden geboden; van 248

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1966 | | pagina 26