Het opnemingswerk
Omdat op een peilkaart de diepten worden weergegeven als functie van de plaats en
herleid worden tot een vergelijkingsvlak (bv. N.A.P.), bestaat het opnemingswerk uit
diepte-, plaats- en tijdsbepaling. Ook de waterstanden worden opgenomen. De grootheid
tijd is nodig om later de noodzakelijke correcties op diepte en plaats aan te kunnen
brengen.
De dieptebepaling geschiedt als regel vanaf een peiIvlet met een echolood, dat de diepte
registreert. Waar te weinig water staat voor de peilvlet wordt de diepte gemeten met
een peilstok of handlood; boven water gelegen gronden worden gewaterpast.
Voor de plaatsbepaling bestaan verschillende methoden; de keuze daaruit wordt bepaald
door de omstandigheden. Ze zijn te onderscheiden in radiografische methoden (Decca,
Hi-Fix, radiolog) en optische systemen (sextant, afstandsmeter).
De waterstanden worden visueel opgenomen of later van peilschaalregistraties afgelezen.
Onjuistheden in de plaatsbepaling tijdens het loden als gevolg van variaties in het
Decca- of Hi-Fix-systeem worden gecorrigeerd aan de hand van de monitorregistratie.
Het is duidelijk dat de tijd als bindend element tussen al deze registraties onmisbaar is.
Tijdens het opnemen worden op de registratierollen van het echolood merkstrepen aan
gebracht die de tijdstippen van de plaatsbepaling aangeven.
De opnemingsresultaten komen in de vorm van automatische registraties en met de hand
ingevulde staten ter beschikking.
Verwerking tot peilkaarten
De eerste behandeling der gegevens bestaat in het aflezen van de gemeten diepten en
de herleiding ervan door middel van de waargenomen waterstand tot het gewenste
vergelijkingsvlak. De plaatsbepalingen die met radiosystemen of met behulp van de
afstandsmeter zijn verricht, worden voorzien van de nodige correcties; de met behulp
van een sextant gemeten hoeken worden hetzij grafisch, hetzij analytisch herleid tot
coördinaten.
De aldus verkregen combinaties van herleide diepte en plaats vormen het materiaal
waaruit peilkaarten en/of dwarsprofielen kunnen worden samengesteld.
Verdere bewerking
In een peilkaart wordt de bodemfiguratie in cijfers vastgelegd. De verbinding van punten
van gelijke diepte door middel van dieptelijnen geeft daarvan een visuele verduidelijking,
doch mogelijk tevens een vertekening: de meetraaien liggen n.l. veel verder uiteen dan
de meetpunten op één raai, zodat het aantal gegevens in de ene richting veel groter
is dan in de andere. Zonder meer is een verdergaande interpretatie van een peilkaart
niet mogelijk. Pas na vaststelling van profieloppervlakten, rivierinhoud, ligging van geul
assen en dieptelijnen kan, door vergelijking met overeenkomstige gegevens van vorige
peilkaarten, worden vastgesteld waar kwalitatief en kwantitatief veranderingen zijn op
getreden, in de vorm van uitschuringen, aanzandingen, geulverplaatsingen, oeveraan
tasting en dergelijke (Driemaandelijks Bericht nr. 5, augustus 1958). Dit inzicht is on
misbaar voor de beoordeling van de noodzaak van rivierwerken, of bij de bestudering
van de invloed die bepaalde werken op een rivier of rivierenstelsel zullen hebben, bij
voorbeeld de invloed van de Deltawerken op de rivieren in het Deltagebied en op het
voorliggende kustgebied.
229