overspanningen heeft ten doel eventuele resonanties in de slingeringen van de kabels te onderdrukken. Het vaste verankeringspunt komt aan de zuidzijde. Reeds bij de bouw van de uit wateringssluizen is met de behoefte aan zo'n verankeringspunt rekening gehouden, en is in het landhoofd van de sluis een tiental verankeringskabels ingestort die gezamenlijk op 1000 ton trek kunnen worden belast. De normale trekkracht in elk der beide kabels zal waarschijnlijk 280 ton bedragen, zodat een ruime veiligheidsmarge aanwezig is. De contragewichten aan de noordzijde zullen zo worden uitgevoerd, dat de kabelkracht op eenvoudige wijze constant kan worden gehouden. De kabels worden geleid over een tweetal segmenten met een straal van 9 m en vervolgen verbonden aan de tegengewichten die, vrijhangend in twee verticale schachten, op en neer kunnen bewegen. De oude constructie, die bestond uit kantelbare gewichten met correctieslinger, wordt dus verlaten: er kleven teveel bezwaren aan. De nieuwe constructie vergemakkelijkt de montage van de kabels, omdat een grotere uitslag van de tegengewichten mogelijk is. De railbanen waarover thans kan worden beschikt wil men bij het Haringvliet allemaal gebruiken, maar ze dan zo opstellen dat er zo weinig mogelijk rails tussen de draai schijven ligt. Het circuit wordt daardoor korter, en er blijft een langer garagespoor beschikbaar. Dit garagespoor wordt opgesteld aan de Voornse zijde van de baan, omdat er aan de zijde van de uitwateringssluizen geen plaats voor is. Het spoor wordt T-vormig: aan beide takken kan dan een verschillende functie worden gegeven. Een der nissen- hutten zal waarschijnlijk te zijner tijd van de Grevelingendam naar Voorne worden verplaatst en als reparatieloods worden gebruikt. De onderbouw van de hutten is met het oog hierop uit geprefabriceerde elementen samengesteld. Fundering van de pylonen De drie pylonen of draagiorens zullen worden gefundeerd op rivierpijlers van dezelfde constructie als de pijlers van de brug over de Oosterschelde (zie Driemaandelijks Bericht nr. 21, augustus 1962). Uit een vergelijking van voorontwerpen en kostenramingen is ge bleken dat van alle oplossingen die in technisch opzicht geheel bevredigen en in open water aan de kust kunnen worden uitgevoerd, deze de meest voordelige is. De uitvoering kan met behulp van het voor de bouw van de Oosterscheldebrug geconstrueerde zware materieel op korte termijn worden gerealiseerd, omdat ze aansluit op de voltooiing van die brug. De geprefabriceerde onderdelen van de pijlers liggen opgeslagen op het werkterrein te Kats; zij worden naar het Rak van Scheelhoek getransporteerd en daar tot pijlers samengesteld. Elke pijler bestaat uit drie putten van voorgespannen beton met een doorsnede van 4,25 m, die aan elkaar worden gekoppeld door een caisson van hetzelfde materiaal. In de koppen van de putten en in de caisson wordt vulbeton gestort; wanneer dat beton verhard is, worden de pijlers en de caisson door het spannen van voorspankabels tot één geheel verbonden. In het bovenvlak van elk der pijlers worden stalen verankeringen ingebetonneerd, waarop de bovenbouw met behulp van drijvende bokken kan worden gemonteerd. De funderingsdiepte van de putten is voor elk der pijlers aan de hand van diepsonderingen en steekboringen vastgesteld, overeenkomstig het advies van het Labo ratorium voor Grondmechanica te Delft en in gemeenschappelijk overleg met de aan nemer, de 'Combinatie Brug Oosterschelde'. Hierbij is er rekening mee gehouden dat te zijner tijd, ten gevolge van het opstorten van de drempel en van de sluitdam zelf, een aanzienlijke negatieve kleef op de putten zal optreden. 298

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1966 | | pagina 20