De vlotter beweegt in een geperforeerde vlotterkoker, waarin het wateroppervlak met de golfbeweging op en neer gaat. Door de vlotter worden zowel de mechanismen voor de schrijfpen als voor het papiertransport aangedreven, zodat geen uurwerk of batterijen noodzakelijk zijn. De constructie van het instrument is zodanig, dat van elke 300 m golfhoogtesommatie slechts 60 m wordt geregistreerd. Komen er bijvoorbeeld 300 golven langs, elk van 1 m hoogte, dan worden alleen de eerste 60 golven geregistreerd en de daarop volgende 240 niet. Er vindt dan ook geen papiertransport plaats; het papierverbruik wordt daar door zodanig beperkt, dat het instrument gedurende enkele maanden kan registreren op één papierrol. De registratieschaal voor de golfhoogte bedraagt 1 50, het papiertrans port is 0,1 mm per meter golfhoogtesommatie. Door deze gedrongen schaal bestaat de registratie in feite uit blokjes van elk 60 m golfhoogtesommatie; in deze blokjes zijn meestal de afzonderlijke golven niet herkenbaar. De golfhoogte wordt dan ook bepaald met een speciaal daartoe geconstrueerd afleesschaaltje. Als gevolg van de getijbeweging worden de blokjes op verschillende hoogte t.o.v. de onderkant van de papierrol geregistreerd; uit het verloop van deze hoogte van de blokjes kan dus ruwweg het verloop van de waterstand, het getij, worden gevolgd. De registratiestrook bestaat uit papier bedekt met een dun waslaagje. Op deze strook is geen hoogte- of tijdschaal aangebracht. Dit heeft, gezien de constructie van het instru ment, ook geen zin: het papiertransport is volkomen afhankelijk van de golfbeweging terwijl de hoogteligging van de registratieblokjes afhankelijk is van de lengte en afstel ling van de vlotterdraad. Uit de registratie van de eveneens op de golfmeetpaal aangebrachte getijschrijver kunnen echter de tijd en de hoogte van de registrerende hoog- en laagwaters worden afgelezen. Met behulp van deze gegevens kunnen op de registratiestrook van de golf- amplitudeschrijver achteraf een voldoende nauwkeurige hoogte- en tijdschaal worden aangebracht. De getijschrijver is eveneens een vlotterinstrument dat op de paal zelf registreert. De vlotterkoker is zodanig geconstrueerd, dat de op- en neergaande beweging van het water door golfslag zo goed mogelijk wordt gedempt. De vlotter brengt via een wormwiel een schrijfpen in beweging. Het papiertransport wordt verzorgd door een uurwerk dat gedurende een maand kon lopen zonder te worden opgewonden. Meting van de waterstand ten opzichte van N.A.P. De beschreven meetinstrumenten meten elk op hun wijze de relatieve beweging van de waterspiegel. Aangezien in het betrekkelijk ondiepe kustgebied en in de zeearmen de golf- en getijbeweging relatief groot is ten opzichte van de waterdiepte, en de golf hoogte dan niet alleen afhankelijk is van de wind doch ook van de door de waterstand bepaalde waterdiepte, is het noodzakelijk om de beweging van de waterspiegel, gelijk de bodemligging onder water, vast te leggen ten opzichte van een vast peil. In Neder land is hiervoor in gebruik het Normaal Amsterdams Peil (N.A.P.), dat ongeveer over eenkomt met de gemiddelde stand van het zeewater. Teneinde ook op de golfmeetopstellingen de waterstand ten opzichte van N.A.P. te kunnen meten, is de hoogte van het N.A.P. vanaf de wal daarheen overgebracht met behulp van een waterpasslang, een apparaat dat gebaseerd is op de wet van de com municerende vaten. Dit werk is uitgevoerd door de Meetkundige Dienst van de Rijks waterstaat met medewerking van het kabelschip 'Poolster' van de P.T.T. 311

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1966 | | pagina 33