Demontage en hergebruik van de kabelbaan De kabelbaan over de Grevelingen heeft eind 1964 bij de sluiting van de noordelijke geulen zowel goede kwaliteiten als gebreken getoond. De gebreken bleken van zodanige aard te zijn dat zij door een grondige revisie en verbetering van enkele kwetsbaar ge bleken onderdelen opgeheven zouden kunnen worden. Aan de gunstige ervaringen met de kabelbaan als instrument voor de geleidelijke sluiting kon derhalve wel zoveel waarde worden gehecht, dat hergebruik bij een volgende sluiting verantwoord leek. Voordat besloten kon worden tot hergebruik van de kabelbaan moest eerst worden nagegaan of de afsluitingen van het Volkerak bij het Hellegat en van het Haringvliet in het Rak van Scheelhoek, die als eerste op het programma staan, zich wel voor een geleidelijke sluiting met behulp van een kabelbaan zouden lenen, of dat daar om eniger lei reden een caissonsluiting de voorkeur verdiende. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen dat in de loop der jaren ruime aan dacht is geschonken aan de verdere ontwikkeling van doorlaatcaissons (Driemaandelijks Bericht nr. 34, november 1965), met het gevolg dat voor de komende grote sluitingen twee op zichzelf gelijkwaardige oplossingen ter beschikking stonden. Uit een oriënterend onderzoek bleek dat er geen omstandigheden waren aan te wijzen waardoor een toe passing van een van beide methodes in het Hellegat of in het Rak van Scheelhoek beslist zou moeten worden ontraden. Ook de kostenfactor bleek niet doorslaggevend te zijn. Uiteraard levert herhaald gebruik van dezelfde kabelbaan een besparing op, maar daar staat tegenover dat er telkens een aanpassing aan de nieuwe situatie nodig is, en dat nieuwe technische inzichten nopen tot veranderingen welke kosten met zich brengen. Omdat de twee genoemde afsluitingen vlak na elkaar zullen plaatsvinden, is het niet mogelijk dezelfde kabelbaan voor beide te gebruiken; er moest dus een keuze worden gedaan. Er is naar gestreefd de keuze zo te bepalen dat een maximum aan ervaring zou kunnen worden opgedaan met het oog op mogelijke toepassing van de kabelbaan bij de af sluitingen van het Brouwershavensche Gat en de Oosterschelde. Een belangrijk vraagpunt bij de opbouw met stortmaterialen van dicht aan open zee gelegen dammen is de weerstand die deze materialen bieden tegen de gecombineerde werking van hoge wind, golven en getijstromen. Omdat geheel betrouwbare gegevens hierover slechts te verkijgen zijn bij uitvoering van een dergelijk werk op een plaats waar sterke golfbeweging gepaard gaat met een krachtige stroom, verdient gebruik van 293

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1966 | | pagina 15