Het dambouwschip
Bij de aanleg van dammen door de grote Nederlandse zeearmen heeft men, zoals onze
lezers bekend, in hoofdzaak de keuze tussen twee sluitingsmethoden: de plotselinge
sluiting, met behulp van caissons, en de geleidelijke sluiting, waarbij over de gehele
breedte van de stroomgeul een drempel wordt gestort die tenslotte boven het water
uitrijst. Met beide methoden zijn in de afgelopen jaren ervaringen opgedaan die ten
nutte zullen kunnen worden gemaakt bij de sluiting van de twee laatste en grootste zee
gaten, het Brouwershavensche Gat en de Oosterschelde.
Over de jongste ontwikkelingen van de caissonsluiting zijn mededelingen gedaan in het
Driemaandelijks Bericht nr. 34, november 1965. Over de geleidelijke sluiting vindt men
berichten in de nrs. 30, november 1964, 31, februari 1965 en 32, mei 1965.
In aansluiting op de bevindingen bij de kabelbaansluiting van de Grevelingen en als
vervolg van een serie laboratoriumproeven is thans een onderzoek gaande naar de
bruikbaarheid van enkele nieuwe dambouwmaterialen die wellicht bij een geleidelijke
sluiting toepassing zouden kunnen vinden. Dit onderzoek is vooral gericht op de
stroombestendigheid en verwerkbaarheid van al of niet gestabiliseerd zand, verpakt in
weefsels die tegelijk zeer sterk en zanddicht doch waterdoorlatend zijn.
Sinds de sluiting van de Grevelingen zijn in dit opzicht goede vorderingen gemaakt. Er
werd een weefsel vervaardigd dat bij gelijk gebleven prijs en sterkte ondoorlatend is
voor het fijne zand dat men in de zeearmen wint en verwerkt, ook bij grote aanstroom-
snelheid. In plaats van nylongaren van 840 denier dat is het gewicht in grammen van
9 km garen, enkel filament werd nu garen gebruikt van 630 denier. Omdat dit materiaal
maar 3A X zo sterk is als het vorige, moest er 4/3 X zoveel van worden verwerkt. Dit
zanddichte weefsel bleek bij proeven met nat vullen voldoende waterdoorlatend.
Ook de proeven met koude vervaardiging van zandasfalt werden voortgezet. Zandasfait
wordt verkregen door menging van nat zand met een asfaltemulsie, waaruit het asfalt
zich hecht aan de zanddelen en zo een samenhangende massa vormt. Gebruikt men
colsol als emulsie, dan ontstaat, indien een goede menging kan worden verkregen, een
harde kluit, die ook zonder verpakking een zekere stroombestendigheid heeft. Bij de
nieuwe proeven met verpakt zandasfalt werd echter hydrolas gebruikt, een emulsie die
zich gemakkelijker en geleidelijker mengt met het natte zand. Na een mengweg van
enige meters ontstaat uit hydrolas en zand een plastische massa, die op zichzelf minder
stroombestendig is dan met colsol gemaakt zandasfalt, maar die verpakt bruikbaar lijkt,
318