verweringsproef, maar gebitumineerd glasweefsel vertoonde bij deze proef geen enkele achteruitgang. Een groot nadeel van glas evenwel is de geringe buigzaamheid ofwel de brosheid ervan. Een zandzak van glasweefsel barstte bij een proef al tijdens het vullen. Het getaande linnen hield zich aanvankelijk goed, maar was na anderhalf jaar toch verteerd en onbruikbaar. Polyetheenfolie had opmerkelijk weinig geleden, en ook het monofilamentgaren van polyetheen hield zich goed; na twee jaar had het een reststerkte van 69%. Vanwege het grote aandeel van de mechanische aantasting in de achteruitgang der garens kwamen de monofilamenten goed voor de dag. Het polyvinylideenchlorideweefsel, met een monofilamentgaren, had na twee jaar 88% over van zijn initiële sterkte. Het dikke getwijnde garen van polyacrylonitril dat werd beproefd doorstond deze expositie zelfs zeer goed: na twee jaar 90% reststerkte. Polyester was alleen beschikbaar in dun garen; de afbraak verliep dan ook ontstellend snel. Bij de polyamiden bleef de rangorde der monsters dezelfde als bij de verweringsproef; de onderlinge verschillen waren alleen minder groot. Stabilisator 1, carbon black en grof filament bleken ook hier de beste combinatie. De treksterkte van deze optimale combinatie liep evenwel na twee jaar terug tot 55%. Op de vloedlijn leed gebitumineerd glasweefsel het minste, en zowel op de vloedlijn als onder water was de duurzaamheid van polyetheenfolie opmerkelijk. Beide materialen zijn echter geheel ondoordringbaar voor water, waardoor de toe passingsmogelijkheden zeer beperkt worden; voor een filterconstructie zijn zij bijvoor beeld onbruikbaar. In het algemeen gesproken doet de grofheid van het filament afbreuk aan de soepelheid van het garen en het weefsel, en maakt het daardoor, hoewel meer resistent, toch minder bruikbaar. Toepassingen Over de toepassing van verscheidene van de hierboven besproken kunststoffen bestaan alleen buitenlandse gegevens. In Frankrijk maakt men filterdoek van polyvinylideen- chloride. Het nieuwe materiaal polypropeen is tot nu toe alleen in de Verenigde Staten beproefd. Het verdere onderzoek en de toepassing beperken zich in Nederland eigenlijk tot polyamiden (nylon), die in talrijke vormen worden geleverd door de A.K.U., en polye theen, dat men in Duitsland levert als lintgarenweefsel, maar dat bij ons als folie wordt geleverd of tot draden wordt gespoten en verweven tot zogenaamd Nymplex-doek. Nymplex-doek is al gebruikt bij de aanleg van verscheidene filterconstructies, onder andere achter de L-muren bij de schutsluizen in het Volkerak. Een door Draka geleverde polyetheenfolie werd gebruikt bij de vervaardiging van rolzinkstukken, onder andere voer de aanleg van een bodembescherming bij de afsluiting van het Zuiderdiep. Nylon filterdoek wordt verwerkt in de filterconstructies van de stortebedden voor de uitwate ringssluizen in het Haringvliet. Aangezien blijkt dat de kunststoffen vooral van licht te lijden hebben, moet men er op bedacht zijn het materiaal gedurende zeer korte tijd aan het zonlicht bloot te stellen, het moet bij voorkeur in het donker worden aan gevoerd en bewaard, en wanneer het eenmaal te voorschijn is gehaald, snel worden verwerkt. Reeds een halve meter onder water is voldoende ultraviolet zonlicht uitgezeefd om aantasting van het materiaal uit te sluiten. Ook voor mechanische aantasting zijn de kunststofweefsels zeer gevoelig. Bij de verwerking is elke ruwheid uit den boze; de waterbouwer zal zijn traditionele stoerheid moeten aanpassen aan de teerheid van de nieuwe materialen. 358

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1966 | | pagina 24