De proefopstelling in de bouwput De erodeerbaarheid van kleilagen laat zich moeilijker vaststellen. Kleideeltjes zijn weliswaar veel kleiner dan zandkorrels, maar tussen de kleideeltjes kunnen onderlinge aantrekkingskrachten, zogenaamde cohesiekrachten werken, die de weerstand tegen erosie vergroten. Hoe groter deze cohesiekrachten, des te groter ook de drempelwaarde voor erosie. De cohesiekrachten nemen toe naarmate het watergehalte in de kleilaag vermindert en de klei dus meer geconsolideerd is. In vergelijking met zand heeft een goed geconsolideerde zeeklei een hogere drempelwaarde voor erosie en ontleent daar aan zijn eigenschappen als bodembescherming. De erodeerbaarheid van spekkoeklagen was tot nu toe onbekend. In opdracht van de Deltadienst is er door het Waterloopkundig Laboratorium een onderzoek naar ingesteld. Deze studie werd vooral ondernomen om een inzicht te verkrijgen in de te verwachten veranderingen in het geulenpatroon van het Haringvliet na de afsluiting en het in werkingtreden van de uitwateringssluizen. Het is mogelijk dat deze geulen zich naar de oevers zullen gaan verplaatsen. Hierbij moet in de eerste plaats worden gedacht aan een verplaatsing van de geul langs de kust van Goeree, waar de aanwezigheid van spekkoeklagen in de ondergrond is vastgesteld. De erodeerbaarheid van deze lagen bepaalt mede de snelheid van de eventuele geulverplaatsing en aantasting van de oevers. Daarentegen wordt aan de andere zijde van het zeegat, langs de kust van Voorne bij de Zwarte Hoek, een kleilaag aangetroffen op N.A.P. 4 a 6 m. Het geulenpatroon in de mond van het Haringvliet zal verder worden gewijzigd door de vorming van een suatiegeul voor de uitwateringssluizen. Er bestaat natuurlijk een relatie tussen de omvang van een geul en de hoeveelheid water die er door stroomt', waarbij morfologie van de bodem een van de belangrijkste parameters is. Bij grote rivierafvoeren zullen de Haringvlietsluizen veel water lozen. Dit water zal via de suatie geul naar zee stromen. Haar omvang zal dus mede bepaald worden door het debiet van de sluizen. Anderzijds zullen in de zomer de Haringvlietsluizen gemiddeld ongeveer vijftig dagen geheel gesloten zijn of zeer geringe spuidebieten hebben. De suatiegeul zal dan veel minder water afvoeren dan in de winter, en bijgevolg kunnen verondiepen. Verwacht wordt dat er voornamelijk spekkoeklagen in de suatiegeul zullen worden af gezet. Hun erosiebestendigheid bepaalt niet alleen de snelheid van de diepte-erosie die bij toeneming van het spuidebiet zal gaan optreden, maar is bovendien van betekenis voor een eventuele zijwaartse verplaatsing van de geul. Immers, als er op de bodem 371

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1966 | | pagina 37