Dijkvallen in Zeeland In de provincie Zeeland treden veelvuldig aanzienlijke aantastingen van oevers en dijken op, die bekend staan als oever- en dijkvallen. Sinds 1800 zijn reeds ongeveer duizend vallen opgetekend. Aangezien de Deltadienst gedurende de uitvoering van de afsluitingswerken ook met dit verschijnsel geconfronteerd kan worden, besteedt de dienst de nodige aandacht aan de dijkvallen en de oevervallen. De oeverpeilingen, die door de waterschappen en de studiedienst van de directie Zeeland van de Rijkswaterstaat worden uitgevoerd, soms in samenwerking met de Waterloopkundige afdeling van de Deltadienst, worden dan ook nauwkeurig bestudeerd. Wanneer vallen zijn geconstateerd worden onmiddellijk uit voerige peilingen vericht om de omvang van de val te bepalen; tevens wordt getracht een verklaring voor de val te vinden in de grondmechanische toestand ter plaatse, als mede in het getijverloop en de getijstromen. Ook de recente dijkval bij de calamiteuze Leendert Abrahampolder op 20 maart 1966 heeft de volle aandacht van de Deltadienst gehad. Deze polder ligt op Noord-Beveland nabij Kats. De vloedstromen langs de oevers van de polder zijn gericht naar het gebied van de Oosterschelde ten westen van Bergen op Zoom. Deze stromen zijn nog in geen enkel opzicht door de Deltawerken beïnvloed. De Leendert Abrahampolder, die in 1853 is bedijkt, heeft reeds meer dan 30 vallen gekend; doorgaans waren dit gelukkig slechts oevervallen, waarbij de zeedijk behouden bleef. De vooroever van de Leendert Abrahampolder nam echter zo snel af dat na 1884 op twee plaatsen oeververdedigingen in de vorm van bezinkingen en bestortingen moesten worden aangebracht. Tussen deze versterkte punten werd in 1885 een inlaagdijk gelegd. In 1916 bezweek de zeedijk ten gevolge van een dijkval, zodat de inlaagdijk hoogwater kering werd. Zuidoostelijk van de oude inlaagdijk was reeds in 1896 een kleinere inlaag dijk aangelegd. Deze is door de val van maart 1966 op zijn beurt tot zeedijk geworden. Omtrent het tijdstip van de laatste val, waarbij 320 m dijk in de diepte verdween, ver keert men in het onzekere. Tot zeven uur 's avonds hadden zich nog enkele hengelaars op de dijk opgehouden, terwijl de volgende ochtend, dus op 21 maart, de inlaag ingelopen bleek te zijn. Blijkbaar moest dus tijdens het hoogwater van 3.40 uur 's nachts de dijk reeds bezweken zijn. Daar men in Kats om 22.15 uur duidelijk trillingen had waargenomen is vermoedelijk omstreeks deze tijd de dijk gevallen. 348

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1966 | | pagina 14