Kunststoffen in de waterbouw Tot voor een tiental jaren beschikte men in de waterbouw voor bodembescherming en oeververdediging alleen over natuurlijke materialen, zoals steen en hout, en voorts over beton. Het snel groeiend aantal industriële toepassingen van synthetische stoffen en hun veelbelovende eigenschappen deden echter de vraag rijzen of deze produkten misschien ook dienstbaar zouden kunnen worden gemaakt aan de waterbouw. Aanvankelijk onder zocht men alleen folies dat zijn geheel gesloten kunststofvliezen op hun bruik baarheid voor dit doel, later werden ook experimenten gedaan met kunststofweefsels, zowel voor de bodembescherming als voor de verpakking van zand. Het inzicht in de kenmerkende voor- en nadelen van de verschillende kunststoffen voor de waterbouw kunde verruimt zich slechts langzaam; er is steeds een groot aantal proeven met elke stof nodig om de relatieve betekenis vast te stellen van alle vormen waarin ze geleverd kan worden en van alle omstandigheden waaronder ze kan worden verwerkt. De proeven duren bovendien lang, omdat pas na een expositie van enkele jaren blijkt welke invloed zon, wind en water op de trek- en breuksterkte van het materiaal hebben uitgeoefend. Gegevens in de literatuur over de expositieresultaten in andere landen moeten daarbij steeds met grote voorzichtigheid worden gehanteerd, omdat hun geldigheid voor ons klimaat twijfelachtig is. Kunststoffen zijn hoog-moleculaire materialen, die hetzij langs geheel kunstmatige weg, hetzij door scheikundige verandering van in de natuur voorkomende hoog-moleculaire stoffen zijn verkregen. Zij zijn veelal van organische oorsprong en bevatten dan koolstof; zij hebben voorts alle gemeen dat ze in het een of andere stadium van hun bereiding plastisch, dus kneedbaar of zelfs vloeibaar zijn vandaar de verzamelnaam plastics. Door deze eigenschap kunnen van de kunststoffen eindprodukten worden vervaardigd in grote verscheidenheid: er kan een folie van gewalst of geblazen worden en er kunnen draden van worden gesponnen. Een garen kan zowel uit één gespoten draad bestaan als ook zijn samengesteld uit een groot aantal uiterst dunne spindraadjes. Hoe een garen is samengesteld duidt men kortweg aan door twee getallen neer te schrijven, waarvan het laatste tussen haakjes: Td 840 (140) wil zeggen dat het aldus aangeduide garen er een is van 840 denier, ofwel dat 9000 meter ervan 840 gram weegt, en dat dit garen is samengesponnen uit 140 filamentjes van ongeveer 25 micron middellijn. De wat moeilijk hanteerbare index denier wordt meer en meer vervangen door een nieuwe eenheid: Tex, dat wil zeggen het gewicht van 1000 meter garen. Zowel een folie als een draad kunnen weer worden versneden; men krijgt dan smalle linten en vezels, die op 353

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1966 | | pagina 19