Geschematiseerde voorstelling van een stroomgoot na enkele uren stromen.
Uit de korte samenvatting die hierboven gegeven is, moge blijken van hoeveel belang
het is om bij het ontwerpen van sluitgaten waarbij een verantwoorde keuze moet worden
gedaan tussen een geleidelijke sluiting en een caissonsluiting, van tevoren inzicht te ver
krijgen in de ontgrondingen die naar verwachting zullen optreden bij toepassing van
elk der beide methoden. Aangezien het niet mogelijk is uitsluitend op grond van theore
tische overwegingen de ontgrondingen in een bepaald sluitgat te berekenen, moet bij
de voorstudies steeds gebruik worden gemaakt van modelonderzoek.
Voor iedere afsluiting wordt in het Waterloopkundig Laboratorium dan ook een model
gebouwd waarin het sluitgat verkleind wordt voorgesteld en waarin de hydraulische
omstandigheden op schaal worden weergegeven. Het bodemmateriaal in een dergelijk
model bestaat, afhankelijk van de schaal van het model, uit zand of uit bakelieten dan
wel plastic korrels. Tot op heden worden deze modellen om modeltechnische redenen
uitgevoerd als zogenaamde permanentiemodellen, dat wil zeggen dat er geen getijbe
weging in wordt opgewerkt, maar dat het water er met een constante snelheid door stroomt.
Bij de overbrenging van de resultaten van de modelproef naar de werkelijkheid vormt
de tijdschaal de grootste moeilijkheid. Deze tijdschaal geeft de verhouding aan tussen
de modeltijd en de tijd in werkelijkheid. Wanneer in het model bijvoorbeeld na tien uur
stromen een ontgronding wordt gevonden die in grootte gelijk is aan de oorspronkelijke
waterdiepte dan kan men, indien bekend is dat dezelfde ontgronding wordt bereikt na
1000 uur vanaf het moment waarop de beschouwde situatie in de werkelijkheid aanvangt,
de tijdschaal vaststellen als het quotiënt van 1000 en 10, dat is 100.
Theoretisch zou het mogelijk zijn de tijdschaal met behulp van modelwetten te berekenen,
ware het niet dat het op praktische gronden noodzakelijk is af te wijken van de model
wetten. Dit heeft tot gevolg dat de tijdschaal niet volledig aan de hand van modelwetten
kan worden bepaald.
Daar het echter geen zin heeft modelonderzoek te doen zonder dat de tijdschaal bekend
is, moest op andere dan een zuiver theoretische basis voor dit probleem een oplossing
worden gevonden. Daartoe was een meer algemeen gericht modelonderzoek noodzakelijk,
waarbij de in de praktijk voorkomende omstandigheden werden geschematiseerd. Het
karakter van dit modelonderzoek wijkt dus af van dat voor de sluitgaten, dat altijd
412