Onder invloed van de ruwheid van de bodembe scherming veranderen ook de vorm en uitgestrekt heid van de ontgronding. V' GEMIDDELDE SNELHEID Zoals hierna zal blijken is het mogelijk deze vragen voor het grootste gedeelte aan de hand van de proeven te beantwoorden. Gebleken is, dat bij alle twee-dimensionale ontgrondingsproeven het verband tussen O max en de tijd, wanneer het wordt uitgezet op dubbel logaritmisch papier, wordt voorgesteld door een rechte lijn. Bovendien lopen alle lijnen vrijwel evenwijdig. In woorden uitgedrukt: O max kan worden benaderd door een machtsfunctie van de tijd, waarbij de exponent (a) van de machtsfunctie constant is en tot uitdrukking komt in de hellingshoek van de lijnen. De plaats van de lijnen in het diagram wordt bepaald door de eigenschappen van het bodemmateriaal en door de hydraulische omstandigheden. Onder de hydraulische omstandigheden is vooral de stroomsnelheid op de rand van de bodembescherming van betekenis. Ze is niet op alle diepten even groot, maar neemt als regel vanaf de bodem in de richting van het wateroppervlak toe. Deze in verticale zin veranderende snelheid wordt afgebeeld in een zogenaamde snelheidsverticaal, waarvan de vorm sterk wordt beïnvloed door de ruwheid van de bodem, en in sluitgaten ook door de vorm van de drempel. Als voorbeeld is in een bijgevoegde figuur de vorm van de snelheidsverticalen getekend die zouden kunnen behoren bij een gladde bodembe scherming van bijvoorbeeld asfalt, en bij een ruwe bodembescherming, gemaakt van een zinkstuk met steenbestorting. De gemiddelde stroomsnelheid over de verticaal wordt meestal beschouwd als 'de' stroomsnelheid ter plaatse. Bij eenzelfde gemiddelde stroomsnelheid kunnen snelheids verticalen van verschillende vorm behoren, afhankelijk van de ruwheid van de bodem verdediging. Een gladde bodemverdediging geeft een korte, diepe ontgrondingskuil met een steile aanzethelling, terwijl een ruwere bodembescherming een minder diepe maar veel langere ontgrondingskuil tot gevolg heeft. Naast de vorm van de snelheidsverticaal blijkt nog een andere stromingskarakteristiek van invloed te zijn. Verschillende ontgrondingsproeven die werden uitgevoerd met dezelfde gemiddelde stroomsnelheid en nagenoeg dezelfde vorm van de snelheidsver ticaal, bleken toch ten opzichte van elkaar aanzienlijke afwijkingen in ontgrondingsdiepte en kuilvorm op te leveren. De verklaring hiervoor moet worden gezocht in het zoge naamde turbulentieverschijnsel, dat als volgt kan worden verduidelijkt. Wanneer men het verloop van de stroomsnelheid in een vast punt van de verticaal registreert, dan blijkt die snelheid in de tijd niet constant te zijn, maar te fluctueren rond een gemiddelde 414

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1966 | | pagina 24