De Zoet- en Zoutwaterbeweging in het Mondingsgebied van het Haringvliet en de Nieuwe Waterweg Als gevolg van de uitvoering van het Deltaplan zullen er wijzigingen optreden in de zoet- en zoutwaterbeweging in de mond van het Haringvliet en de Nieuwe Waterweg. Mede met het oog op de nationale waterhuishouding is het van belang zich vantevoren rekenschap te geven van de gevolgen van deze veranderingen. Ter inleiding in deze problematiek wordt in dit artikel een uiteenzetting gegeven van de zoet- en zoutwaterbeweging in de huidige toestand. Het zoete Rijn- en Maaswater stroomt door het noordelijk Deltagebied in hoofdzaak via de Nieuwe Waterweg en het Haringvliet naar zee, waarbij van dag tot dag fluctu aties in de afvoeren optreden. De afvoer van de Maas is meestal zo klein in verhouding tot die van de Rijn, dat de volgende beschouwingen gevoeglijk tot de Rijnafvoer beperkt kunnen blijven. De gemiddelde opperwaterafvoer van de Rijn bedraagt 2200 m3/sec, doch afvoeren van 4000 tot 6000 m3/sec komen gemiddeld wel op vijf entwintig dagen in het jaar voor. In 1965 werd zelfs op 78 dagen een afvoer van meer dan 4000 m3/sec gemeten, terwijl in de eerste acht maanden van 1966, met uitzondering van twee dagen, de dagelijkse afvoer niet beneden de 2200 m3/sec daalde. Behalve in bijzondere omstandigheden stroomt slechts een klein gedeelte van het opper- water van de Rijn door het Hellegat en het Volkerak. Als regel wordt 90% van het zoete Rijnwater door het Haringvliet en de Nieuwe Waterweg naar zee afgevoerd, en wel in een vehouding van ongeveer 60 40. Onder invloed van de getijbeweging trekt het zoute water tijdens de vloed door deze open zeegaten naar binnen, om bij eb weer naar buiten te stromen. Dit verschijnsel doet zich tweemaal daags voor. De hoeveelheden in- en uitstromend water zijn afhan kelijk van de waterstanden voor de kust tijdens H.W. en L.W. Hoe groter het getijverschiI, hoe groter de hoeveelheden in- en uittrekkend water. Nu wordt het getijverschil, behalve door het astronomisch getij, met zijn variatie van springtij tot doodtij, ook beïnvloed door meteorologische factoren, onder meer door de wind, zodat dikwijls sterk wisselende getijverschillen optreden. Doorgaans zal, onder invloed van de afvoer van het Rijnwater, gedurende elk getij meer water door de zeegaten naar buiten stromen dan naar binnen. Slechts onder bijzondere meteorologische omstandigheden kan het omgekeerde het geval zijn. Het Haringvliet en de Nieuwe Waterweg bevatten dus naast het zoute zeewater steeds een aanzienlijke hoeveelheid zoet rivierwater, dat lichter is dan het zeewater. Tijdens 424

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1966 | | pagina 34