Niet all een in verticale, ook in horizontale richting heeft het zoutgehalte een zeer wis selend verloop. Met behulp van zoutgegevens uit gelijktijdig verrichte metingen op achtereenvolgende plaatsen kunnen grafieken worden getekend, die het verloop van gelijke zoutgehalten op één bepaald ogenblik in het lengte- of dwarsprofiel van een geul van bodem tot oppervlakte weergeven. Dergelijke lijnen worden isohalinen genoemd. Een der figuren geeft een voorbeeld van het verloop van de isohalinen in de lengterichting van het Bokkegat. Er blijkt daar een opmerkelijk verschil te bestaan in de vorm van de isohalinen bij eb en vloed. Dit is evenzeer het geval met de isohalinen loodrecht op de geul. Hoewel de stroming in het Bokkegat hoofdzakelijk in de lengterichting verloopt, is de dwarsstroom gedurende bepaalde perioden van het getij niet onbelangrijk. Dit blijkt uit ter plaatse geregistreerde en hier afgebeelde snelheidsrozen. Hierdoor, en ook als gevolg van de verschillen in diepte dwars over de geul is de variatie in de vorm van de isohalinen loodrecht op de geulrichting zeer groot. In de figuren vindt men daarvan voorbeelden. Combinatie van de isohalinen in de lengte- en de breedterichting levert op ieder tijdstip een aantal gebogen oppervlakken op, waarvan de onbestendigheid een grote moeilijkheid vormt bij het ver krijgen van een duidelijk inzicht in de zoet- en zoutwaterbeweging in een dergelijk gebied. Men zal derhalve tot schematisering moeten overgaan, door uit een groot aantal metingen onder gelijke omstandigheden van getij, wind en opperwater gemiddelde waarden te bepalen voor het zoutgehalte in punten van het beschouwde gebied; als interval van de metingen kan bijvoorbeeld één uur worden genomen. Voorts zullen in iedere verticaal alleen het zoutgehalte aan het oppervlak en aan de bodem of de gemiddelde waarde over de gehele verticaal beschouwd worden. Bij nog verdergaande schematisering bepaalt men slechts de gemiddelde waarde van het zoutgehalte over het gehele getij van plaats tot plaats. in het Waterloopkundig Laboratorium te Delft wordt een groot zout- en zoetwatermodel opgesteld, dat het gebied weergeeft van de kop van het eiland Goeree tot Scheveningen en tot ongeveer 14 km in zee. In verband met proeven die in dit model zullen worden uitgevoerd zijn uit metingen van 28 en 30 september 1965 de isohalinen voor deze gehele kuststrook bepaald. In een twaalftal kaartjes zijn de isohalinen van 5000, 10 000, 12 500 en 15 000 mg Cl'/I in de mond van het Haringvliet ingetekend, zoals die, aan het oppervlak en bij de bodem, optraden van zes uur vóór tot zes uur na H.W. In verband met de plaatsruimte bedraagt het interval tussen de weergegeven metingen hier steeds twee uur. Omstreeks vier uur voor H.W. te Hoek van Holland, bij de kentering van eb naar vloed, liggen de betref fende isohalinen het verst zeewaarts, om zich daarna landinwaarts te verplaatsen tot omstreeeks twee uur na H.W., als de vloedkentering intreedt. Daarna verplaatsen de isohalinen zich weer zeewaarts. Het zoetere water uit het Haringvliet blijkt bij gemiddelde afvoer reeds ver zeewaarts te stromen. Hoever, kon met behulp van de meting van september 1965 niet worden vastgesteld. De isohaline van 10 000 mg Cl'/I ligt soms wel 10 km zeewaarts van de toekomstige uitwateringssluizen in het Haringvliet. De isohaline van 15 000 mg Cl'/I ligt zelfs tot 20 km uit de kust. Verder zijn voor de kust tot aan Scheveningen op 2 oktober 1965 en 15 juni 1966 nog enkele stroom- en zoutmetingen uitgevoerd onder omstandigheden die overeenkomen met die op 28 en 30 september 1965. Voor de Nieuwe Waterweg waren resultaten van soortgelijke metingen beschikbaar. Met behulp van deze gegevens kon ook het verloop van de isohalinen bepaald worden in het zeegebied ten westen van de mond van de Waterweg en langs de kust tot Scheveningen. 434

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1966 | | pagina 44