De aansluiting van de dam door het Haringvliet op de duinen van Goeree Vanaf de schutsluis in de dam door het Haringvliet in zuidelijke richting volgen de dammenweg en de toekomstige hoofdwaterkering niet verder hetzelfde tracé; de weg zal rechtdoorgaan naar de hals van Goeree, terwijl de hoofdwaterkering om de buiten haven heen een richting volgt die loodrecht op het wegtracé staat, teneinde aansluiting te geven op de duinen van Goeree. Het gedeelte van deze hoofdwaterkering dat gelegen is tussen de schutsluis en het Zuiderdiep werd enige jaren geleden reeds voltooid; het is uitgevoerd in de vorm van een met asfalt beklede dijk met een kruin hoogte op N.A.P. 11 m. Thans rest nog het gedeelte van 1500 m tussen de kop van de asfaltdijk op de Plaat van Scheelhoek en de duinen. Het bleek in verschillende opzichten aantrekkelijk om dit gedeelte van de hoofdwater kering niet als een dijk doch als een kunstmatig duin uit te voeren. Vooral nu er een grote hoeveelheid zand vrijkomt bij het opruimen van de bouwput van de uitwaterings sluizen en er tegelijkertijd nog ontgravingen worden verricht voor het verlengen van de stortebedden van deze sluizen zal er bij de mond van het Haringvliet een grote hoeveel heid bruikbaar zand vrijkomen, waaraan een goede bestemming kan worden gegeven door verwerking in een kunstmatige duinenrij. Voor het vaststellen van het vereiste profiel van een waterkerend duin bestaan nog geen geldende regels. Wel is bekend dat een duin onder invloed van een met storm gepaard gaande hoge waterstand, een zogenaamde stormvloedstand, door de golfbeweging zal worden afgevlakt. Het is echter moeilijk, vooraf te bepalen welke helling zo'n afgevlakt duin, ook wel stormstrand genoemd, aan de zeezijde zal hebben na het optreden van een zeer zware storm. Getracht is om door metingen van opgetreden duinafslag te komen tot het vaststellen van bepaalde relaties, waaruit door extrapolatie het door een zeer zware storm ge vormde profiel zou zijn te vinden. Een moeilijkheid hierbij is dat het gevonden verband slechts geldig is voor het betreffende kustvak, en dan nog maar onder de huidige om standigheden. Ook door middel van fundamenteel en experimenteel onderzoek tracht men te komen tot de bepaling van de vorm van strand en duin na de afslag tengevolge van een storm. De voorlopige resultaten van deze methoden wijzen in de richting van een stormstrand met een zeer flauw beloop, waarvan de helling die van het natte strand benadert. 470

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1967 | | pagina 24