Bescherming van de schuiven van de uitwateringssluizen in het Haringvliet tegen corrosie Bij de beschrijving van de constructie van de schuiven voor de uitwateringssluizen in het Haringvliet (Driemaandelijks Bericht nr. 25, augustus 1963), is reeds gesproken over de invloed die het proces van corrosie zal hebben op de vermoeiingssterkte van het staal van de schuiven. Zonder corrosie bedraagt de vermoeiingssterkte ruim 1800 kg/cm2, maar onder invloed van corrosie kan ze afnemen tot minder dan 900 kg/cm2. Bij de bestude ring van het probleem der corrosiewerking kwam men tot de slotsom dat behalve een zink- en een verflaag een systeem van kathodische bescherming nodig zou zijn om de schuiven ook gedurende de perioden waarin geen onderhoud kan worden gepleegd, zoveel mogelijk tegen aantasting te beschermen. De kans op beschadigingen van de beschermende verflagen door ijsgang en drijvende voorwerpen is, vooral bij stormachtig weer, allerminst denkbeeldig. Bovendien moet men aannemen dat in de beschermende lagen zelf hier en daar onvolkomenheden zullen voorkomen. Herstel daarvan kan alleen bij goed weer plaatsvinden, zodat beschadigingen die in de herfst optreden veelal pas in het voorjaar of in de zomer zullen kunnen worden hersteld. Aangezien juist het gedeelte van de schuiven dat onder water kan komen het meest kwetsbaar is, kan een kathodische bescherming zeer geschikt als aanvullende corrosiewering dienen. Een proefinstallatie op de deuren van de sluis in de Zandkreekdam leverde gunstige resul taten op, zodat eind 1965 besloten kon worden het daar gebruikte systeem ook toe te passen op de segmentschuiven in het Haringvliet. Zoals men weet zijn de schuiven dubbelwandig uitgevoerd, en zijn ze zowel horizontaal als verticaal met verstijvings schotten verstevigd. Door openingen aan de onder- en bovenkant kan water in de schuif toetreden. Het is derhalve nodig zowel de binnen- als de buitenzijde van de schuif tegen aantasting te beschermen. Principe van de kathodische bescherming Wanneer men twee verschillende metalen plaatst in een elektrolyt - een stof die in waterige oplossing een elektrische stroom geleidt en daarbij ontleed wordt vertonen zij een potentiaalverschil. Verbindt men die metalen buiten de vloeistof om door een geleider, dan ontstaat er een elektrische stroom van het ene metaal naar het andere. Van het metaal dat onedel is in vergelijking met het andere, de anode, verplaatsen zich metaalionen door de elektrolyt naar het edeler metaal, de kathode. Langs de 451

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1967 | | pagina 5