De verdediging van het buitenbeloop van de op de uitwateringssluizen in het Haringvliet aansluitende damgedeelten Voordat het water werd toegelaten in de bouwput van de uitwateringssluizen in het Haringvliet heeft men van de gelegenheid gebruik gemaakt om die gedeelten van de toekomstige afsluitdam die onmiddellijk aansluiten aan de landhoofden van de sluizen, nog in den droge te maken. De opbouw van de taludbescherming kon daardoor ge makkelijker en nauwkeuriger worden uitgevoerd, hetgeen vooral van belang werd geacht voor de aansluiting aan de vleugeldeuren van de landhoofden. In dit artikel zal slechts gesproken worden over de glooiingen aan de zeezijde tussen N.A.P. - 3 m en N.A.P. 5,50 m over een lengte van ongeveer 150 m aan weerszijden van de sluis, en verder over de verdediging van stroken ter breedte van 12 m langs de vleugels van de beide landhoofden, aflopend van N.A.P. tot N.A.P. - 15 m. De eerstgenoemde glooiing zal worden blootgesteld aan een niet geringe golfaanval. De golfhoogte kan bij waterstanden boven N.A.P. -h 1,50 m oplopen tot 2,5 m. Een golfhoogte van 1,5 m kan nog voorkomen bij waterstanden boven N.A.P. Ervaringen met de verdediging van de bouwput hadden reeds geleerd dat de zware stortsteen van de kraagstukken bij dezelfde waterstanden doch bij veel geringere golf hoogten reeds op en neer ging bewegen over het dijkbeloop. Daarom werd bij het opma- i Plattegrond van de vleugelmuren en het daarop aansluitende damgedeelte fmP InW Tl 525

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1967 | | pagina 23