1 Pulsator, aan de bovenkant bevestigd aan de schuif en aan de onderkant aan het op de sluis- vloer geplaatste juk; van dit juk is alleen de be vestiging aan de pulsator zichtbaar 2 Excitator, gefotografeerd tijdens een onderhouds- en controlebeurt in het laboratorium van het Insti tuut T.N.O. voor Werktuigkundige Constructies stootrichting kan worden bereikt door verplaatsing van de onbalans van beide vlieg wielen. De stand van zee- en rivierschuif 8 is bij verschillende waterspiegels gevarieerd, terwijl zowel in verticale als in horizontale richting werd aangestoten. Daarbij mat men de krachten in de armen, de bewegingen van zee- en rivierschuif 8 en ligger 7, 8 en 9 alsmede de waterdrukken tegen zee- en rivierschuif 8. Uit de resultaten van deze metingen blijkt dat de mechanische eigenschappen van de sluis vrij aanzienlijk afwijken van die van de indertijd onderzochte fysische en mathema tische modelconstructies. Dat komt doordat liggers en schuiven zwaarder zijn uitgevoerd dan de beproefde modellen. In hoeverre de uit de modellen bepaalde stootcoëfficiënten op grond van deze afwijkingen moeten worden herzien, is nog niet vastgesteld. Naast deze dynamische metingen is nog een onderzoek uitgevoerd, namelijk naar de statische belasting van de hefwerken van een schuif door het eigen gewicht van die schuif. Hierbij is voor een aantal schuifstanden de kracht bepaald die in enkele plaatsen van de hefwerken optreedt. De bij deze metingen gevonden krachten komen goed over een met de bij het ontwerpen aangenomen krachten. De metingen van de afgelopen winter hebben voorts aangetoond dat het dynamische gedrag van de schuiven voldoende nauwkeurig kan worden vastgesteld door de horizon tale en verticale verplaatsing van vijf doorsneden gelijktijdig met de hef- en armkrachten te meten. Het gedrag van de ligger kan voldoende nauwkeurig worden bepaald door in twee doorsneden de horizontale en verticale verplaatsing te meten. Hiermede komt het totale aantal kanalen dat nodig is voor het elektronisch vastleggen van alle uitwendige en inwendige factoren die het dynamische gedrag van de sluis onder invloed van golf- en stroombelasting bepalen, op ongeveer 70. leder meetkanaal bestaat in zijn eenvoudigste opzet uit één versterker en één of meer registratieappara ten zoals taperecorder, lusoscillograaf en/of oscilloscoop. Door zorgvuldige selectie kan het aantal meetsignalen dat gelijktijdig moet worden geregistreerd, worden beperkt tot een maximum van 26. Met een ver doorgevoerde uniformering en centrale bediening kan aldus op het totale aantal instrumenten worden bezuinigd. Daardoor werd het mogelijk alle versterkers en opnemers onder te brengen in een speciaal daarvoor inge richte ruimte op de tussenvloer van ligger 8, en bestaande uit een kantoor en twee meet- kamers. Deze indeling van de meetruimten in twee kamers vindt zijn reden in het feit dat 66

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1967 | | pagina 12