Waterloopkundige aspecten van betonblokken als stortmateriaal
bij een geleidelijke sluiting
De geleidelijke sluiting van de Grevelingen is onder meer gebruikt als een gelegenheid
om allerlei experimenten op grote schaal te doen met stortmaterialen; dat verklaart ook
de grote verscheidenheid van de bij die sluiting toegepaste materialen. Aan het gebruik
in de werkelijkheid ging een aantal modelproeven vooraf waarin de stabiliteit tegen
stroomaanval van onder meer grind, stortsteen, slappe zakken en spanzandzakken onder
verschillende omstandigheden werd onderzocht. De omstandigheden waaronder de
materialen hun stroombestendigheid zullen moeten bewijzen, zijn in het Haringvliet en
het Brouwershavensche Gat aanzienlijk zwaarder. Met name zullen de stroomsnelheden
in het eindstadium van de damopbouw en de golfslag tengevolge van de wind groter
zijn dan in de Grevelingen. De opbouwmaterialen zullen bovendien in het Haringvliet
en het Brouwershavensche Gat gedurende een langere periode aan die omstandigheden
worden blootgesteld, omdat de sluitgaten hier groter zijn. In verband daarmee was het
noodzakelijk het onderzoek voort te zetten.
De hydraulische omstandigheden hangen in belangrijke mate af van de fase waarin de
opbouw van de dam zich bevindt. In dit verband dient onderscheid te worden gemaakt
tussen de bouwfase, waarin de kabelbaan de beteugelingsdam opbouwt, en de eind
fase, waarin de beteugelingsdam tot boven hoogwater reikt en er een zandlichaam
tegenaan wordt gespoten.
In het Haringvliet zullen de stroomsnelheden en vervallen in de eerste fase onder normale
getijomstandigheden slechts weinig groter zijn dan in de Grevelingen. Tijdens de opbouw
van de sluitkade immers zullen de uitwateringssluizen volledig geopend zijn, zodat ook
bij vernauwing van het sluitgat een groot deel van het doorstroomprofiel behouden
blijft. Het huidige profiel aan weerszijden van de bouwput bedraagt ongeveer 18 000 m2,
terwijl de geheel geopende sluizen beneden N.A.P. een doorstroomprofiel van 6 000 m2
zullen bezitten. In de tweede fase echter kan het nodig blijken de sluizen vroegtijdig te
sluiten ter regeling van de waterhuishouding in het noordelijk bekken van ons grote-
rivierensysteem, om bij het opspuiten van de uiteindelijke sluitdam zo weinig mogelijk
zand te verliezen, dan v/el om het gevaar van ontgrondingen aan weerszijden van de
sluizen, dat maximaal wordt als men het Rak van Scheelhoek sluit, tijdig te onderdrukken.
Bij een zomerstorm kunnen de vervallen dan hoog oplopen, omdat het Haringvlietbekken
de veranderingen van de buitenwaterstand dan niet snel genoeg meer kan volgen. Daar
komt nog bij dat de golfaanval er toch al groter zal zijn dan in de Grevelingen vanwege
de meer open ligging aan zee.
70